Zoek

Vakantiekamp 'De Oude Molen' aan de Wezerweg.

De stichting Het Vierde Prinsenkind werd opgericht te Dordrecht op 24 april 1947. De naam wijst op Prinses Marijke, (later noemde ze zich Christina). Zij werd 18 februari 1947 geboren en vier dagen voor deze geboorte kwamen een aantal vooraanstaande figuren bij elkaar met het doel maatregelen te nemen om iets meer vreugde te brengen in het leven van kinderen waarvan de vader of verzorger door oorlogsgeweld om het leven was gekomen. Om iets meer blijdschap te brengen in het leven van deze kinderen die veel tekort komen, werd een cadeau-actie voorgesteld. De hoogtepunten in een kinderleven zoals de eigen verjaardag, Sinterklaas en kerstfeest gingen vanwege de geringe inkomsten, vaak voorbij.

Besloten werd een comité op te richten voor het rayon van het Districtsbureau Verzorging Oorlogsslachtoffers te Dordrecht om drie maal per jaar aan deze kinderen een presentje te overhandigen ter waarde van fl. 5,00. Tijdens de vergadering werd fl. 7000,- opgehaald. De kinderen konden nu een cadeautje krijgen bij de geboorte van het vierde prinsenkind. Een dag na het heugelijke feit werd aan de daarvoor in aanmerking komende kinderen een cadeautje gegeven. De reactie van de moeders en de blijdschap van de kinderen heeft een tweetal leden van het comité doen besluiten, verder te gaan op de ingeslagen weg van de cadeauactie.

Het werd een landelijke stichting, waaronder ook de vakantie uitzendingen en kampen voor de kinderen werden georganiseerd. Zo werden er direct al een aantal kampen van de Dienst Uitvoering Werken (DUW) voor de kinderen geschikt gemaakt in Drenthe, Gelderland en Limburg en bij de Nederlandse Jeugd Gemeenschap (NJG), de padvinderij en kweekscholen werd bekwame kampleiding gevonden. Er meldden zich 1400 leiders en leidsters aan. In de kampen De Fledders te Norg, Geesbrug, Vledder bij Steenwijk, De Bruynhorst te Ederveen, Peelzicht te Sevenum, Altijd Voorwaarts te Sevenum, (Horst) America, Diaconieveen te Zweeloo konden in 1947 meer dan 5.000 kinderen onderdak vinden voor een fijne vakantie.

En zo ook in Well aan de Wezerweg vlak achter de Molenberg met de verwoeste graanmolen van Toon Vink.

De Duitsers hadden in W.O.II een uitkijkpost van drie man in de molen. Op 4 december 1944 werd hij daarom door de Engelsen vanaf de overkant van de Maas met veertig welgerichte granaten precies in de lengte doormidden geschoten. Eerst ging het er drie keer naast, maar na een half uur plofte de stenen kolos in elkaar. De Wellse molen werd onherstelbaar beschadigd. Lees hier meer over de molen


 

In de landelijke pers werd veel aandacht geschonken aan deze stichting en hun de activiteiten in alle Nederlandse vakantiekampen.  


 

07-02-1950.


 

Het oud arbeiderskamp te Well biedt thans huisvesting aan een 40-tal invalide knapen tussen de 16 en 20 jaar. Het is het kleinste van de 34 kampen, die de Stichting „Het Vierde Prinsenkind” heeft ingericht. Hier wordt de Nederlandse jeugd, die inde oorlog zwaar invalide is geworden, een prettige vacantie geboden, gedurende welke vacantie uiteraard grote aandacht wordt gewijd aan de revalidatie. De jongens zijn dezer dagen gearriveerd en zullen tot 1 September blijven, wanneer het kamp gesloten wordt. Gisteren waren de jongens op het terrein van het kamp aan ’t voetballen. Een der keepers was een jongen, die beide benen en een arm mist. Tijdens de wedstrijd kwam onverwacht een bezoeker op het terrein, die het spel met bijzondere aandacht aanschouwde en naderhand met de jongens stuk voor stuk een praatje ging maken. De jongens vonden het een heel aardige meneer en vertelden enthousiast dat ze zich in dit kamp best op hun gemak gevoelden, dat ze al een opleiding gehad hadden in het oefencentrum van de Dienst voor Maatschappelijke Zorg te Baarn, en dat ze elders in den lande al twee van die vacantles hadden doorgebracht. Aan de maaltijd die deze bezoeker met de jonge kampbewoners gebruikte, vertelde hij dat op zijn Ministerie... en toen eerst kwamen de jongens er achter, dat het de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, prof. dr. F. Rutten was, die bij hen aan tafel zat dat op zijn Ministerie een oorlogsinvalide werkt, die tot een vrij hoge rang is opgeklommen. De Minister deelde nog mede, dat hij getroffen was door de blijheid die hij onder deze jongens had aangetroffen. „Als jullie deze blijheid behoudt, zullen jullie er zeker in slagen nog iets moois van je leven te maken,” aldus de Minister. Bij dit bezoek aan het kamp te Well was Zijne Excelentie vergezeld van de secretaris van de Stichting „Het Vierde Prinsenkind”, dhr. F. Hofstede; de penningmeester der Stichting, dhr. C. Langerak; de inspecteur van de Dienst Maatschappelijke Zorg, de heer Crijns; het lid van het Provinciaal Comité, mevr. Smals uit Well. De rondleiding geschiedde door de kampcommandant, dhr. Seebregts, districtscommandant van de Kath. Jeugdbeweging in Amsterdam. De hoge bezoeker sprak zijn grote waardering uit voor de wijze waarop de Stichting dit kamp heeft georganiseerd. Toen het eenmaal bekend was, wie de hoge bezoeker was, hebben de jongens er alles opgezet om te tonen waartoe ze in staat waren: ze hebben ten aanschouwe van de gast nog een partijtje volleybal gespeeld en in het nabijgelegen bos sluip- en speurtochten ondernomen. Na een hartelijk afscheid van de kamp-gemeenschap heeft de Minister een bezoek gebracht aan burgemeester Douven te Well.

Dagblad voor Noord-Limburg 26-08-1950.


Naschrift Archief Well: Het bezoek was geen toeval, het waren klasgenoten op de lagere school in Schinnen. Burgemeester Thei Douven *Schinnen 19-04-1899, Minister Theo Rutten *Schinnen 15-09-1899

Aan de tafel van de „Spaanse Schonen” heerste een bijna uitgelaten stemming» waaraan het „ijsje-na ’ wel niet geheel vreemd zal zijn geweest, en een van de meisjes, een hummel van een jaar of tien, pakte in haar enthousiasme dé arm van haar vriendinnetje en zwaaide ermee. Het was een houten armpje, en de prothese viel met een hol geluid terug op de primitieve tafel, waaraan enkele meisjes zich haastten om hun griesmeelpap op te krijgen. Niemand lette op het geluid dat het kunstarmpje maakte: de enthousiaste hummel had zelf een kunstbeentje, er waren kinderen met gedeeltelijk verminkte gezichtjes, en aan éen andere tafel prikte een jongen ongelofelijk behendig met een gewone vork zijn aardappels op, ofschoon zijn beide armen aan de elleboog eindigden.

Het begon met een verjaardagscadeautje.

Degenen, die onder de oorlog, hetzij als soldaat, hetzij als ondergronds strijder alles riskeerden, konden gerust zijn: Voor de nazaten van hen, die vallen, zal worden gezorgd” verzekerde de radio, en ook kinderen, die op andere manier oorlogsslachtoffertjes werden, verminkt door een bombardement, de bevrijdingsoorlog of vlak daarna, zou men niet vergeten.

Weliswaar onthield de Overheid haar materiële steun niet, maar in Dordrecht was een aantal mensen, die zich moreel verplicht voelden nog iets mèèr te doen: zij begonnen vlak na de oorlog jarige oorlogsslachtoffertjes een cadeautje te geven, breidden deze aardige attentie — ook aardig tegenover de alleen achtergebleven moeder van deze kleintjes — later nog uit door zich op middelen te bezinnen om deze kinderen tenminste één keer per jaar eens een echte vacantie te geven.

En zo passeerde op 24 April 1947 in Dordrecht de stichtingsacte „Het Vierde Prinsenkind”, zonder dat deze nieuwe stichting ook maar over één cent beschikte. 'De notaris was echter zo vriendelijk om zelf de kosten der stichtingsacte voor zijn rekening te nemen, schonk bovendien meteen de middelen om twee kinderen op vacantie te sturen. In de afgelopen vijf zomers werden in totaal ruim 21.000 oorlogsweesjes en oorlogsinvalide kinderen uitgezonden naar de vacantie-oorden der Stichting.

Waar men nooit vergeet.

Niemand heeft zo goed .alle tijdens de oorlog gedane beloften onthouden als de zwaarst getroffenen: eerst wanneer men in een vacantiekamp bij Hilvarenbeek de feestmiddag meemaakt, welke elke vacantieperiode voor de kleine beschermelingen van de stichting besluit, realiseert, men zich plotseling weer in alle tragische scherpte, dat deze kinderen teruggaan naar een ouderlijk huis, waar door de oorlog een plaats is opengevallen: men herdenkt de vader nog op de nationale herdenkingsdag, er is een pensioentje voor de moeder, en verder er is sinds 5 Mei 1945 zoveel gebeurd. Ook de kinderen, die hun hele leven de gevolgen van de oorlog in een lichamelijke verminking zullen moeten meedragen, zijn inmiddels ouder geworden; zij bestaan nog, lang nadat hetgeen over hun lot geschreven en gezegd werd door de grote massa alweer volkomen vergeten is: de Dienst voor Maatschappelijke Zorg van Binnenlandse Zaken heeft de ouders voorlichting gegeven over mogelijke revalidatie, misschien hebben de invalide kinderen, dank zij steun van Overheidswege, het oefencentrum voor prothesedragers bezocht, binnenkort zullen in Nederland bovendien nog centra; voor revalidatie en rehabilitatie worden opgericht, maar zo’n vacantie  temidden van hun lotgenootjes doet wonderen.

Herwin het zelfvertrouwen.

Dit jaar zijn 27 kampen georganiseerd, n.l. 22 voor oorlogsweesjes en 5 voor oorlogsinvalide kinderen: de invaliden blijven gemiddeld twee weken, de anderen één week. Voor dit opofferende werk hebben niet minder dan 500 ervaren 5 jeugdleid(st)ers, tientallen doctoren, verpleegsters, aalmoezeniers en geestelijke verzorgers een deel van hun eigen vacantie opgeofferd. Zonder daarvoor betaling te krijgen.

Voorzitter J. van Ringen speldde in het kamp te Well (L.), waar invalide kinderen van hun vacantie genoten, kampleider Seebregts uit Amsterdam een insigne op: hij deed dk wefrjc thans voor de vijfde keer. Thuis had gymnastiek! eaar Seebregts ook nog een „kamp”, namelijk zijn eigen spruiten en twee jaar geleden had hij met het werk van de Stichting willen ophouden omdat hij er echt geen tijd meer voor had. Desondanks was hij ook dit jaar weer veertien dagen bezig met zich van de ochtend tot de avond uit te sloven, de gehandicapte jongens in te wijden in de geheimen van het klimrek buiten in het bos, feestavonden voor hen  te organiseren, trektochten, waardoor ze hun zelfvertrouwen zouden herwinnen, zich te bemoeien met de kampkrant, waarin alle avonturen van de Spaanse Schonen, de Eskimo’s, de Abessijnen etc. etc. komen te staan (het kamp is namelijk door de „Verenigde Naties” bevolkt en elke groep vertegenwoordigt een nationaliteit).

Prachtig werk, vooral voor de invaliden, die hier niet net als thuis in ’t (medelijdend) middelpunt staan, die hier door de prestaties van hun lotgenootjes (de jongen zonder handen kwam zelfs op de fiets, kan kaartten, zwemmen en auto rijden) worden geïnspireerd, zich niet langer schamen voor hun prothese. Prachtig werk, ook voor de moeders thuis, die merken dat hun kinderen niet vergeten worden, dat er iets voor hen gedaan wordt, door het Nederlandse volk.

Een stuivertje op Prinses Marijke ’s verjaardag.

De regering heeft de materiële zorg op zich genomen, stelde ook de DUW-kampen beschikbaar, en verder heeft de Stichting van alle mogelijke zijden hulp en steun. „Zo’n stunt als met de oprichting halen we echter nooit meer uit”, vertelde de heer Van Ringen, „we voeren een uiterst conservatief financieel beleid en eerst moeten we geld hebben voor we het durven uitgeven. Bedelen doen we ook niet, geen straatcollectes”. Maar hulp zoals die uit de stad, waar iedere straat één kind adopteerde om het a raison van ƒ 25 zo’n verrukkelijke vacantie te garanderen, of bijdragen van kinderloze echtparen, die hetzelfde doen, of kleinere bijdragen van waar en wie ook, worden door de Stichting met grote dankbaarheid aanvaard: de schoolgaande jeugd stelde dit jaar door het stuivertje op de verjaardag van Prinses Marijke de vacantie van 1000 oorlogsweesjes veilig, ƒ 6000 werd bijeengebracht door de gemeenteraadsleden, die op voorbeeld van Wageningen hun presentiegeld van de herdenkingsbijeenkomst 100 jaar-gemeentewet vrijwillig, afstonden, en thans kan men bij het secretariaat Hof 13 zwart Dordrecht voor ƒ 2,50 een fraai uitgevoerd lepeltje kopen en daarmee de Stichting helpen om haar prachtige werk in stand te houden. Het gironummer is 477800 Dordrecht, en, wie ziet met hoeveel toewijding de ongesalarieerde medewerkers van deze Stichting „Het Vierde Prinsenkind” zich elk jaar opnieuw weer het lot van allen, voor wie de oorlog nog niet vergeten is, aantrekken, zal zich niet verwonderen, wanneer men het eerste lustrum nog op andere manier zal proberen „uit te buiten”. Het invalide kind — dit jaar kwamen er reeds 300 met vacantie — zal meer nog dan voorheen in de zegeningen van deze bewonderenswaardige activiteit delen.

Uit de krant van 19-07-1951.


 

Dagblad voor Noord-Limburg 17-08-1951. Minister ir. Leo Peters (geboren in Well) bezoekt het vakantiekamp aan de Wezerweg.


 

Dagblad voor Noord-Limburg 25-08-1951


 

27-08-1951 te Well. 


 

De Maasbode 29-08-1951


 

Dagblad voor Noord-Limburg 29-08-1951


 

Het kampwerk bestond uit een veelzijdige samenwerking: - het bieden van een onbezorgde vakantie aan de jeugdigen - zorg voor verantwoorde sport- en spelleiding - culturele, geestelijke en medische verzorging De protestantse geestelijke verzorging werd via ds. M.D. Gijsman geregeld. Hij was lid van het Algemeen Bestuur van het I.K.O en kreeg via Stichting Kerk en Wereld 5 en het Gereformeerd Jeugdcentrum te Baarn veel ondersteuning in het pastorale en geestelijke werk. Waarschijnlijk zijn de beschreven archiefstukken via hem of ds. H. de Boer, die lange tijd kampcommandant is geweest bij de Protestantse Kerk in Nederland terecht gekomen.

Fotograaf en filmer J.L. du Parant uit Dordrecht krijgt begin jaren vijftig de opdracht om de activiteiten van de stichting in beeld te brengen.


 

Het draaiboek wordt geschreven door de secretaris van de stichting, de heer F. Hofstede. De filmcyclus 'Het licht brak door' toont allerlei uitstapjes van de stichting naar vakantiebestemmingen in Nederland en België. Cameraman G. Zalm volgt de vakantievierders naar hun bestemming en legt alle activiteiten vast.


 

Het Parool 30-08-1951

Aan tafel naast mij zit een jongen van een jaar of vijftien, wiens armen boven de elleboog eindigen. Vandaag is er ijs toe, zo’n bekertje. Hij neemt het tussen de twee stompen en likt het gretig leeg. Zijn gezicht, lachend en bruin verbrand, is het gezicht van een vrolijke jongen van vijftien, die in een vacantiekamp is. Hij heeft trouwens een merkwaardige behendigheid met zijn overgebleven stukken arm en helemaal geen gêne om ermee te werken. Waarom zou hij zich generen? Hij is hier te midden van gelijken. In het vacantiekamp voor invalide kinderen, dat telken jare wordt georganiseerd door de Stichting „Het vierde Prinsenkind". Naast hem zit een blinde en als het eten is gedaan, stuurt de jongen met de armstompen zijn blinde makker naar de deur, naar buiten. Alle 95, jongens en meisjes van acht tot twintig, in dit kamp in het Limburgse Well, zijn oorlogsslachtoffers. Voor hen is de tweede wereldoorlog zo’n verschrikkelijke realiteit geweest, dat ze nu zonder armen, zonder benen, met één arm, met armen zonder handen, met gezichten door fosforbommen blijvend en vreselijk verminkt, door het leven moeten. Anderen zijn geheel of gedeeltelijk verlamd, hulpbehoevend in de strikste zin. Toch zijn zij in dit kamp in Limburg. Zij liggen in hun invalidewagens en kijken naar de anderen. Zij zijn gelukkig, dat is te zien. Ze genieten daar buiten, zijn opgenomen in een geheel, horen er bij', niemand toont nutteloos medelijden, wel medeleven. „Het Vierde Prinsenkind" bestaat bijna vijf jaar. In de afgelopen vijf zomers werden ruim 21.000 kinderen een geheel gratis vacantie van gemiddeld negen dagen aangeboden. De meesten zijn oorlogswezen, een klein deel deze invaliden, persoonlijk door het oorlogsgeweld getroffen. Dit jaar zijn van de 27 door de stichting georganiseerde jeugdkampen er vijf voor invaliden.
De regering, die daadwerkelijk steunt door lege D.U.W.kampen voor de vacanties van al die kinderen af te staan, heeft veel belangstelling voor dit werk, dat vijf jaar geleden begonnen is als spontaan gebaar van een paar Dordrecht naren, die aan kinderen van in de oorlog gevallen Nederlanders op de verjaardag van Margriet een cadeautje willen zenden. Men merkte toen hoe de moeders door dit gebaar van medeleven werden ontroerd, kwam in aanraking met haar zorg en daardoor op het idee deze kinderen, die hun vader moesten missen en voor wie de moeder geen vacantie kon betalen, een week naar buiten te sturen. De benodigde gelden kwamen bij elkaar door particulier initiatief.

Proef werd succes

Het eerste kamp voor invalide kinderen in 1948 in „Kareol" te Aerdenhout was een proefneming. Dit werd zo’n succes, dat het sindsdien leder jaar op groter schaal kon worden ondernomen. In 1948 werden 50 invaliden uitgenodigd, nu reeds 300. De morele betekenis voor deze kinderen is enorm. Uit de sfeer van thuis, waar zij worden ontzien en vertroeteld, komen zij in aanraking met gelijken, die, ook gehandicapt, toch vaak meer kunnen dan zij.' Dat doet hun eerzucht ontwaken. De ontspanning in de kampen wordt aan hun conditie aangepast en men leert deze kinderen zichzelf bezig te houden als ze te veel gehandicapt zijn om met de anderen mee te doen. Daar is dat meisje dat in haar eerste kamp zo hulpbehoevend was, dat ze niet eens zelf kon eten. Nu, na drie jaar. kan ze dat wel, ze schrijft zelfs en leert zichzelf mondharmonica spelen. . Kijk, die kleine apen klimmen over de hindernispaal, die ze zelf hebben gebouwd. „Hup Kees", roept er een, die een kunstbeen heeft. „Ja joh, wacht effe", zegt de ander met twee kunstbenen. „Jij hebt makkelijk praten, jij hebt nog een goeie poot, ik niet..." „Het vierde Prinsenkind" zal Volgend voorjaar zijn eerste lustrum vieren. Men overweegt een grootscheepse actie om meer gelden bijeen te brengen. Hoe meer geld, hoe langer de heilzame vacantie, waarin de kinderen eigen krachten leren kennen, kan duren. Er zal een heel aardig zilveren lepeltje worden verkocht voor ƒ 2,50, dat u bestellen kunt bij het secretariaat van de Stichting, Hof 13 zwart te Dordrecht. De girorekening is 477800. Voor als u dit werk wilt huldigen met een geldgave. Het verdient het!

Dagblad voor Noord-Limburg 01-09-1951.


 

17-02-1956 in de landelijke pers.


Een belangrijk jaar voor de stichting werd 1957. Er was een reorganisatie waarbij een studiecommissie wordt gevormd met betrekking tot de toekomst van de stichting. In hetzelfde jaar overleed de voorzitter en moest de secretaris vertrekken wegens justitionele zaken. In 1958 waren er daarom alleen kampen voor minder validen en werd er een proef genomen voor vakanties voor kinderen met een geestelijke beperking. De stichting is in 1977 opgeheven. In het stadsarchief van Dordrecht zijn ook archivalia betreffende de stichting terug te vinden.