Zoek

De Drakentoren - Torenmolen

Hier is de torenmolen getekend met een spits dak erop. Dat werd er na de Tachtigjarige Oorlog opgezet in de jaren 1600-1632. Later, in 1842, is de toren verhoogd en versierd met boogfriezen. De resten van de ijzeren galerij zijn nog steeds te zien, net als de sparingen voor de balken voor de houten vloer.

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) kreeg ons dorp het door belegeringen van afwisselend Staatse en Spaanse troepen zwaar te verduren. Zo erg, dat de Wellenaren vanaf 1579 moesten vluchten en Well een spookdorp werd, waar men pas rond 1591 kon terugkeren. De toren op de westelijke ringwal werd op 25 juni 1586 met kanonschoten gedeeltelijk kapotgeschoten. Daags erna gaven de Hollanders zich over aan Haultepenne, de aanvoerder van de Spaanse troepen. De toren fungeerde tijdens de bezetting van het uit 150 man bestaande Hollandse (Staatse) bezettingsleger als molen. Waarschijnlijk was dit de allereerste windmolen van Well en werd hij in 1579 door de Spanjaarden onder aanvoering van Maarten Schenck van Nijdeggen onklaar gemaakt en na de inname van de burcht een jaar later in 1580 door de Staatse troepen hersteld.

Dat hij gebouwd zou zijn als verdedigingstoren lijkt onwaarschijnlijk: de hele opbouw, de indeling, de plaats van de vensters en van de deur en de aanwezigheid van blokkelen voor de kruiring wijzen op de functie van een torenmolen (grondzeiler). Hij is gelijk aan alle hoofdzakelijk 15de-eeuwse torenmolens in het Hertogdom Kleef. Well en Walbeck (D.) zijn voorbeelden van uitlopers van deze groep. De oude romp is gemetseld in Vlaams verband, de toevoegingen en verbouwingen die hiervoor nodig waren zijn gemetseld in kruisverband.

Duidelijk zichtbaar zijn nog de luigaten, het rookkanaal en de 15 natuurstenen die het kammenkruiwerk ondersteunden. Boven deze blokkelen is in de 80-jarige oorlog een borstwering met rondboogfries aangebracht, gemetseld van afbraaksteen.

Toen de 80-jarige oorlog in Well voorbij was werd in 1591 een nieuwe houten windmolen gebouwd aan het einde van de Kasteellaan, aan de overkant van de N271.

De ruïne prijkt nu nog steeds als "de Drakentoren" in de kasteeltuin.

Doorsnedes en bovenaanzichten van de toren.


 

Kasteel Well met de torenruïne ca. 1910


 

Februari 1926. Uit het album van de familie Piet Kessels - van Dijk. Destijds woonachtig hoek Kasteellaan / Hoenderstraat.


 

Aan de voet van de Drakentoren hebben de Wellse huisarts Gerard van Bracht en zijn dochtertje Wilmy ijspret op de kasteelgracht in 1933.


 

Omschrijving door de Rijksdienst voor het cultureel erfgoed.

Ruïne
Achter het hoofdgebouw, op de westhoek tussen de binnen- en buitengracht staat een vrijstaande ruïne van een oorspronkelijk ronde bakstenen torenmolen uit het einde van de 14de of begin 15de eeuw. De bakstenen toren in Vlaams verband gemetseld heeft een diameter van 7.90m en muren van 1.50m dikte in de kelder. In het muurwerk vele nissen met spie- en schietgaten. In de overkoepelde benedenruimte bevindt zich een put met aan de rand de toegang tot de put door een zeven meter lange, gebogen tunnel.

Waardering

De ruïne is van algemeen belang:
- vanwege de ouderdom;
- vanwege de archeologische waarde;
- als restant van de versterkte burcht;
- vanwege de functioneel-ruimtelijke relatie met de andere onderdelen van de historische buitenplaats.

De bovenste rand met versiering van boogfriezen werd later aangebracht dan toen de molen nog in werking was.


 

De Drakentoren staat achter het hoofdgebouw, op de westhoek tussen de binnen- en buitengracht op een aarden verhoging of belt. Deze vrijstaande torenruïne was van oorsprong een ronde bakstenen verdedigingstoren uit het einde van de 14e of begin 15e eeuw. 

Twee redenen waarom het tijdelijk, tijdens de Tachtigjarige Oorlog, een molen is geweest. De muren zijn 1.50 m. dik in de kelder, met bakstenen in Vlaams verband gemetseld en heeft een diameter van 7.90 m . De toren heeft ook als verdediging dienst gedaan. In het muurwerk bevinden zich vele nissen met spie- en schietgaten. Op het oosten is een stookplaats met een rookkanaal naar buiten. Uit de vondst van eesttegels kan afgeleid worden dat er gerst, hop, tarwe werd verwarmd voor het brouwen van bier. De meest belangrijke aanwijzing dat de toren als molen werd gebruikt, zijn de 15 natuurstenen korbelen die het kruiwerk hebben gedragen om de tonnenzware kap op de wind te zetten.
Zoals men in de torenmolen van Zeddam in werking kan zien, is dit bijna zeker een kammenkruiwerk, wat bij torenmolens gebruikelijk was. Vergelijkbare torenmolens waren in Huissen, Didam, Bergh, Gendringen, Hamont, Rees, Werth, Walbeck en Gronsveld. De meesten dateren  tussen 1450 en 1550 en hebben dezelfde bouwwijze.
Onderin de belt is een ijskelder, die vanwege de zeldzame vleermuizen niet toegankelijk is. Ook is er een munitie- of kruitopslagkelder. Rond deze kelder met zijn gangen en nissen gaan nog altijd geruchten over een gang onder de Maas door naar kasteel Geijsteren.

Eeststenen / Eesttegels uit de toren. De foto's zijn gemaakt in 1985. Eeststenen werden gebruikt bij het brouwen van bier. 

Maar er moest heel wat gedaan worden voordat het bierbrouwsel gedronken kon worden. De eeststenen maakten deel uit van dat proces. Voor de bereiding van bier werd eerst graan bewerkt: het mouten. Daarbij werden de korrels in een bak geweekt en vervolgens uitgespreid over een vloer van ongeglazuurde tegels. Door warmteontwikkeling, besproeien en regelmatig keren, ging het graan kiemen. 
Na ongeveer een week werd het gekiemde graan overgebracht naar de zolder van de mouttoren om te drogen. Daarna werd het uitgespreid over een vloer met geperforeerde plavuizen: de eeststenen. Er moest namelijk wel warmte door de tegels heen kunnen, maar het gekiemde graan moest er niet doorheen vallen. Rook, afkomstig van een oven (de eest), werd via een rookkanaal verspreid. Bij ongeveer 55º C werd het gekiemde graan zo gedurende 12 uur gedroogd. Hoe hoger de temperatuur, hoe donkerder de mout. Door verhitting bleef de mout langer houdbaar. Voor de verdere bereiding van bier onderging de mout nog de nodige andere bewerkingen (o.a. fijnmalen en koken).
Het gebruik van eeststenen werd rond 1780/1790 bedacht in Engeland. Daarvóór werd een eestkleed gebruikt van luchtig gevlochten paardenhaar.


 

De toren had ook een stookplaats


 

In de overkoepelde benedenruimte bevindt zich een put met aan de rand de toegang tot de put door een zeven meter lange, gebogen tunnel. 

Verder waren er nog twee overwelfde kelders of gangen met een berg van opgeworpen aarde, die toegang tot de toren gaf.


 

Emmer courant 24-10-1949.


 

De toren had vroeger alleen een buitentrap, waarmee men tijdens de Tachtigjarige Oorlog op de maalzolder van de molen kon komen.


 

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog, om precies te zijn op 25 juni 1586,  werd de toren door de Spaanse belegeraars kapot geschoten. Oorspronkelijk hoorde deze toren tot een versterkingssysteem met een aarden schans tussen de twee grachten.


 

Deze foto is gemaakt in 2012


 

 

 

 

 

 

 

De torenruïne en uitzicht op het kasteel tijdens restauratie werkzaamheden in 2014


 

Wandelroute langs de kasteelgracht.


 

LEES OOK:   sage van de Drakentoren.