Zoek

Brouwerstraat

Aan het oude Wellse beroep BROUWER heeft deze straat haar naam te danken. 

De Groote Waaij had al in 1795 een eigen brouwerij met het merk Bombarie bier en ook in Kasteel Well brouwde men zelf bier. In de Grotestraat 52 was het brouwer Jan Hendrik Elders die bier brouwde en er een bakkerij / herberg had. Daarna was het zijn schoonzoon Hermann Koppers die de brouwerij 'Het Hert' noemde. Hij werd opgevolgd door zoon Jean Koppers, tot slot was zijn zoon Herman Koppers bierbrouwer tot 1928.

Bier is zo oud als onze beschavingsgeschiedenis. En dus het beroep van brouwer ook. Toch was het brouwen van bier tot in de middeleeuwen thuiswerk, gedaan door vrouwen als onderdeel van de huishoudelijke taak. Men gebruikte daarvoor in een stad als Amsterdam het toen nog heldere grachtwater. En uiteraard gruyt. Dit gruyt was een mengsel van verschillende kruiden, waarmee men het bier smaak en aroma gaf.
Maar ook hier kwam de fiscus om de hoek kijken. Al vóór 1304 vorderde de graaf van Holland een "Gruytgeld", te betalen door allen die bier brouwden. En dat ouderwetse gruytbier werd in de Nederlanden kortweg "kuyt" genoemd en de brouwers die dit bier maakten waren kuytenbrouwers. En als familienaam Kuytenbrouwer leeft dit beroep nog steeds voort. En toen de hop werd gebruikt voor het brouwen van bier ontstond de naam Hoppenbrouwer. Een heel aardige beschrijving van het bier en de vervaardiging daarvan werd omstreeks het midden van de vorige eeuw vastgelegd. "Eenen van gersten-mout, hop en water vervaardigde drank noemt men bier, en de bereiders van denzelven brouwers. Thans bereidt men het bier nagenoeg aldus: men bevochtigt gerst en legt dezelve daarna op eene warme plaats, tot dat zij begint te ontkiemen. Dan krijgt men ze op eene daar of groote, dunne ijzeren plaat, - stookt er vuur onder, tot zoo lang, dat dezelve eene zekere hardheid en eene ligtbruine kleur verkregen heeft. Vervolgens wordt zij kort gemalen en heet mout. Nu doet men dit mout in eenen grooten ketel, doet er eene zekere hoeveelheid hop en water bij, stookt hier vuur onder, zoodat de kracht des mouts zich aan het water mededeelt, even als men dit met gemalen koffij in eenen koffijpot doet. Heeft het nu lang genoeg getrokken, dan komt het in eene andere kuip ter bekoeling en bezinking, waarna het ter aftapping in vaten en ter verzending gereed is. Hoe meer hop er in gedaan wordt, hoe onaangenamer de smaak wordt, maar ook tevens hoe langer het tegen bederf bewaard blijft." En zoals dit het geval was met vele andere beroepen, waren ook de brouwers onderworpen aan de bepalingen van overheidswege opgelegd.