Zoek

Arbeidskamp 'De Wiekslag' Well.

N.A.D. Nederlandsche Arbeidsdienst

Het Wellse arbeidskamp lag aan de huidige Wezerweg, de plek van het latere kinder- vakantiekamp.

In 1952 werd het woonoord voor de Molukse gemeenschap.

Meer informatie over het Wellse Arbeidskamp 'de Wiekslag' of over personen die er gewerkt hebben is erg welkom.

Neem s.v.p. contact op met de webmaster.

Onder aan deze pagina zijn ook foto's te zien uit het Arbeidskamp van Bergen (L).


 

Uit de krant van 08-04-1942.


 

Uit de krant van 11-04-1942.


 

Mei 1942. Aanwijzingen voor de N.A.D. in een brief van de Nederlandsche Heidemaatschappij.


 

"Daar komen de schoppen".

OOK in bezet gebied dongen de machthebbers van het Derde Rijk naar de gunst van de jeugd. Niets werd onbeproefd gelaten om de jeugd voor het nationaal socialisme te winnen. Graag hadden de Duitsers direct na de inval de Nederlandse jeugd tussen 18 en 25 naar Duits voorbeeld verplicht tot een half jaartje Reichsarbeitsdienst, maar ze begrepen, dat het klimaat voor een arbeidsdienst met een nationaal socialistische doelstelling niet erg gunstig was.

VANDAAR dat begonnen werd met een Opbouwdienst voor militairen, die na de mobilisatie geen burgerbetrekking hadden kunnen vinden. Door de mannen van de Opbouwdienst dezelfde klussen te laten opknappen als de Reichsarbeitsdienst zou de Opbouwdienst later gemakkelijk tot een Arbeidsdienst kunnen worden omgezet.

TOT COMMANDANT werd benoemd majoor Jacob Nicolaas Breunese, de zoon van een predikant uit de Achterhoek. Hij genoot bekendheid als organisator van de Nijmeegse Vierdaagse. In 1922 was hij controleur. Vooral door zijn ijveren had het wandelfestijn zich in een toenemende, ook buitenlandse belangstelling mogen verheugen. In plaats van honderden kwamen er sedertdien duizenden wandelaars naar Nijmegen.

BIJ DE DOOP op 15 juli 1940 telde de Opbouwdienst 60.000 dienstplichtigen, over wie 1.000 beroepsofficieren en 800 reserveofficieren het commando voerden.

HET GEWEER had plaats gemaakt voor de schop. Spitten en graven vormden de voornaamste bezigheid. Ook werd er veel gesport en gezongen. Het repertoire kon de Duitsers niet bekoren. De marsen, waarmee zij Nederland waren binnengetrokken waren minder hitgevoelig dan een „Hoezee, Hoezee, voor Nederland Hoezee". Hoog op de hitparade stond ook „It's a long way to Tipperary" en een melodietje van de maquis.

DE LANDERIGHEID, waarmee de dienst werd vervuld stak schril af tegen het fanatisme, waarmee in Duitsland werd gedrild. Vraag was hoelang de bezetter dit geklooi en geluiwammes zou dulden.

IN MAART 1941 werden alle manschappen boven de 25 en onderofficieren ouder dan 35 ontslagen. Slechts 3000 kaderleden en 17.000 manschappen bleven over. Zij vormden de Nederlandse Arbeidsdienst, waarin de Opbouwdienst opging. „ARBEIDSDIENST zal brengen arbeidseer en vreugd, fierheid, kameraadschap, tucht soldatenvreugd". „Arbeidsdienst is een eredienst aan het volk". „Arbeid is geen vloek, maar een zegen", want „De meest waarachtige adel is de adel van de arbeid", heette het in slogans, waarmee de Nederlandse Arbeidsdienst (NAD) werd geadverteerd. In die advertenties presenteerde Koenraad parmantig zijn „geweer": de schop. „Daar komen de schoppen", zongen plagers in Limburg, als er een compagnie Koenraads voorbij marcheerde.

ONDANKS ALLE promotion was de belangstelling voor het olijfgroene uniform niet bijster groot. Vandaar dat de rijkscommissaris op 23 mei 1941 een verordening uitvaardigde, die in beginsel alle jongens en meisjes van 18 tot 25 jaar tot de arbeidsdienst verplichtte. Min of meer een formaliteit. Er zouden enkel vrijwilligers worden opgeroepen, beloofde Inquart farizeïsch.

NOG GEEN jaar later kwam de basis van vrijwilligheid te vervallen. De jacht op arbeidskracht was begonnen. Niet alleen voor de kampen van de Nederlandse Arbeidsdienst, ook voor de Duitse oorlogsindustrie.

REEDS VANAF juni 1940 waren Nederlanders in Duitsland te werk gesteld. Naar het heette ter bestrijding van de werkloosheid. Ondanks alle materieel voordeel bleef de animo erg gering. Daardoor kwam het dat gemeentelijke arbeidsbeurzen werden opgedoekt en er 37 gewestelijke arbeidsbureaus voor in de plaats kwamen, die met Duitse grondigheid een Arische arbeidsbemiddeling zouden moeten volvoeren.

OP 20 FEBRUARI 1942 verordonneerde de bezetter, dat alle mannen en ongehuwde vrouwen tussen 18 en 40 jaar, die niet in staat waren uit eigen middelen in hun levensonderhoud te voorzien zich als werkzoekenden moesten laten inschrijven. De bedoeling was duidelijk. Tewerkstelling in Duitsland was de volgende stap. Van registratie kwam begrijpelijkerwijs niets terecht.

DE DUITSERS lieten het er niet bij zitten. Op 23 maart 1942 kregen de directeuren van de arbeidsbureaus de deportatiebevoegdheden. Zij moesten de werklozen of arbeiders aanwijzen, die in Duitsland moesten gaan werken.

MOCHT AAN die deportaties worden meegewerkt?" was de vraag, die de directeuren de bisschoppen voorlegden. „Nee", oordeelde de braintrust, die daarover werd geraadpleegd. In geweten mocht daaraan geen medewerking worden verleend. Ze zouden ontslag moeten nemen. Toen 20 van de 37 directeuren daartoe besloten werd inderhaast de verantwoordelijkheid op een Duitse Fachwerber overgeheveld. Hij zou bepalen wie in Duitsland zouden worden tewerkgesteld. De directeuren konden daardoor op hun post blijven. Hun taak bleef beperkt tot het werven van vrijwilligers, die er niet veel waren. Mede daardoor begonnen de Duitsers de bedrijven uit te kammen. Eerst met een grove, later met een fijne kam.

OP 1 APRIL 1942 werd de arbeidsdienstplicht ingevoerd, die in eerste aanleg slechts ambtenaren, onderwijzers en studenten trof. De secretaris-generaal van het Departement van Algemene Zaken bepaalde, dat allen, die in een openbare dienst of bij het bijzonder onderwijs een baan ambieerden hun arbeidsdienst moesten hebben vervuld. Ambtenaren of onderwijzers tussen 18 en 22, die reeds een aanstelling hadden moesten vóór 1 juni 1944 hun arbeidsdienst hebben vervuld. Zo niet werden zij ontslagen. Studenten konden voortaan slechts op examen als zij er de arbeidsdienst hadden opzitten.

TENSLOTTE WERD bepaald, dat de secretaris-generaal van Sociale Zaken allen tussen 18 en 24, die werkloos waren of geen opleiding volgden voor arbeidsdienst konden worden opgeroepen.

VOOR DE bisschoppen van Nederland reden om een nieuw offensief te ontketenen.„Van officiële zijde is verklaard: ,Een arbeidsdienst kan slechts nationaal socialistisch zijn. Hij kan alleen volgens deze grondslagen opgebouwd zijn en zijn taak vervullen, gegrond op de bloedgemeenschap en de eer van de arbeid", citeerden de bisschoppen dr. Arthur Seyss- Inquart. „Dit is het, beminde gelovigen, wat ons met zeer grote bezorgdheid vervult. Immers gij weet het: de wereldbeschouwing van het Nationaal Socialisme is lijnrecht in strijd met het Christendom en vormt een zeer ernstige bedreiging van ons christelijk geloof en van onze christelijke zeden. Daarom is een arbeidsdienst met nationaalsocialistische doelstelling een groot gevaar voor onze jeugd. Daarom ook, dierbare ouders, moogt gij als gij er enigszins buiten kunt. Uw kinderen niet toestaan tot de arbeidsdienst toe te treden. Op U rust immers op de eerste plaats het recht en de plicht voor de opvoeding Uwer kinderen zorg te dragen; zij is door God in Uw handen gelegd. Gij moogt Uw kinderen niet zonder dringende noodzakelijkheid aan zo grote gevaren bloot stellen". ,En gij meerderjarige jonge mannen, zonder dringende noodzakelijkheid moogt gij niet tot de arbeidsdienst toetreden..."

VERSCHEIDENE ambtenaren en onderwijzers namen ontslag. Studenten zagen van studie of examen af, waardoor zij zich aan de arbeidsdienst konden onttrekken.

DOORDAT ZICH vóór het schooljaar 1942-1943 slechts 408 van de 1300 studenten hadden gemeld voor de arbeidsdienst werd op 24 september 1942 de arbeidsdienst verplicht gesteld voor alle jonge mensen, die de leeftijd van 18 jaar hadden bereikt. De eerste groep, die zou worden opgeroepen waren de jongelui, die tussen 1 oktober 1924 en 31 december 1924 waren geboren. Allen moesten zich aan een keuring voor de arbeidsdienst onderwerpen.

DIE ZET verraste het episcopaat, dat zijn stelling moest afbreken. „Als de jongemannen aan de oproep niet voldoen, vallen zij onder de strafbepalingen, die aan het niet nakomen van deze oproep verbonden zijn en komen zij in aanraking met de rechterlijke macht, waarbij bijvoorbeeld het uitzenden naar het buitenland, waar de gevaren voor geloof en zeden uiteraard zeer groot zijn, niet denkbeeldig is. Wij kunnen dus de jonge mannen, die opgeroepen worden niet meer afraden zich in de arbeidsdienst te begeven; het offer van hun vrijheid of wegzending uit Nederland mogen wij niet vragen.... De praktische noodzakelijkheid is een motief om zich in het gevaar te mogen wagen", aldus de bisschoppen, die de geestelijkheid verzochten de gelovigen in biechtstoel of op huisbezoek van de gewijzigde houding in kennis te stellen.

De fictieve figuur 'Koenraad' was wel opgevoed, hulpvaardig, rechtschapen, opofferend en bereid om hard te werken. Voor de Nederlandse bevolking was het meer een karikatuur en werd al snel “dolfie-zalfie” genoemd (halve zachte, doetje}. In de dagbladen verschenen tekeningen met “opvoedende” teksten. Deze tekeningen werkten averechts en werden maar korte tijd gepubliceerd. 


 

VOOR ELK van de 49 kampen werd een aalmoezenier aangesteld.


 

IN HET bisdom Roermond waren dat voor het werkkamp in Mook pater Bernard van de paters Passionisten in Mook; voor het kamp in Well kapelaan Jan Geurts,  voor het kamp in Bergen kapelaan R. Corbey, voor het kamp in Arcen pastoor S. Laemers, voor het kamp in het Venrayse Vlakwater kapelaan M. Kuepers, voor het kamp in de Endepoel in Merselo-Venray pastoor A. H. de Bot van Merselo, voor het kamp in Roggel kapelaan J. Adams, voor het kamp in Weert kapelaan Ch. Kellenaers en voor het kamp in Tungelroy pater A. Reynen van de paters van de H. Geest in Weert.

In zaal Walaria van de fam. Gerrit Simons was voor ca. 170 katholieke leden van de arbeidsdienst en het kader een hulpkerk ingericht. Jan Geurts fungeerde als rector van deze hulpkerk die niet toegankelijk was voor de Wellenaren.. 

SPOEDIG MAAKTEN DE Duitsers bezwaren tegen de geestelijke verzorging. De kerk kreeg een te grote invloed in de kampen. Vandaar dat het kampkader werd verplicht de nationaal socialistische beginselen te erkennen. Op die verklaring plaatsten de bisschoppen het veto. Kaderfuncties werden katholieken verboden. Ook protesteerden de bisschoppen tegen de Germaanse groet, die met een sonoor „Heil Hitler" of „Hou Zee, Kameraad" moest worden gebracht.

Wellse kapelaan Johannes H.A.Geurts


 

De achterkant van de Molenberg met rechts het Arbeidskamp. Achter de houten barak ligt de Wezerweg.


 

Kamp van de N.A.D. in Well, gezien vanaf de molen. Alle voorzieningen waren gebouwd van geïmporteerd larikshout of douglas.


 

Leuze van de N.A.D. 'Ick Dien'.

Symbool van de N.A.D. was de spade die werd gedragen als een geweer.

In Well werd het Arbeidskamp gebouwd naast de Wezerweg, achter de molen van Vink. Het Wellse kamp werd 'de Wiekslag' genoemd en had als korpsnummer 333. Bergen was nr. 332, Mook 331 en Arcen 334. Het Wellse kamp was groot, er stonden zeker zeven grote en verder nog kleinere barakken. De mannen sliepen in stapelbedden op een jute zak die ze zelf moesten vullen met stro. De leidinggevenden waren apart gehuisvest. De toiletten waren buiten in een aparte barak evenals de keuken, eetzaal, reparatiewerkplaats en de fietsenstalling.

Het kamp in Bergen lag aan de huidige 'Van Bergenstraat ' in Nieuw Bergen. Voor zover bekend waren er drie werkobjecten in onze gemeente waarvan er twee door de manschappen in Bergen uitgevoerd werden en een vanuit kamp Well. Een ervan stond onder algemeen toezicht van de Nederlandsche Heidemaatschappij. Een object werd uitgevoerd door 332 N.A.D. Bergen en was de ontginning Aijermeer. (4.48 ha.)

Het bewerken van het land was één van de voornaamste werkzaamheden. Ook werd er in een weiland aan de Maas en in het Wellsmeer met de aardappeloogst gewerkt. Op de Halve Maan, in het Wolfsven nabij boerderij Huub Vink en op de Vossenheuvel nabij Hannes Luijpers werd heidegrond ontgonnen. Dit gebeurde allemaal met de schop. Men moest 1 meter diep spitten en het afgegraven heidezand werd verplaatst met kiepwagentjes. De jongemannen kwamen van heinde en ver uit het hele land. Hen Janssen uit de Bosserheide in Well moest ook in de Arbeidsdienst, hij was in het kamp te Venray. 

1942

In juli is het Arbeidskamp in Well al bevolkt met 160 jonge mannen. Ze kwamen hoofdzakelijk van boven de Moerdijk want er waren maar 19 katholieken bij. Het protestantse en ander geloof konden de jongens een half jaar lang niet in een kerk beleiden.

De kampcommandanten en opzichters waren bijna allemaal NSB-ers. Ook uit Well zelf waren enkele NSB-ers gepromoveerd van kaderlid tot opzichter. Wellenaren zeggen: "Ze waren fanatiek en knepen de jongens uit". De commandant van de Arbeidsdienst in het kamp te in Well was een zekere Hans Poels. Van hem en de Wellenaar Hen T. is bekend dat ze erg fanatiek met de jongens omgingen. Als er iemand langs kwam dan liet Hen het drillen zien. De hele groep moest dan liggen-opstaan-liggen, bij weer of geen weer. Als er eentje straf kreeg moest hij een tijdlang rondom de marcherende groep rennen. Hen had de bijnaam "den Toet". Als hij met zijn groep er langs kwam werd er bij smid Krebbers aan de Rijksweg even getoeterd. 

Wellse jongelui gingen 's avonds wel eens naar het kamp (tot aan het hek). Zo ook Wim Simons uit de Grotestraat. Na de eerste keer volgden meer bezoekjes en dan nam hij boterhammen mee. Theo de Werk uit Rotterdam bracht daarna bezoekjes bij Willem Simons aan huis en maakte kennis met Wims zus Nelly. Ze zijn na de oorlog getrouwd.

Voor de jongens uit Well waren de bokswedstrijden die in de buitenlucht in het kamp gehouden werden erg interessant om naar te kijken.

Bij de familie Th. Hebben-Janssen aan de Rijksweg in de Bosserheide hebben moeder en de dochters sokken gestopt van de arbeiders. Ze kregen een kleine vergoeding per paar. 

's Avonds gingen de jonge meiden vanuit het dorp naar de Weezeweg omdat er zich veel jongelui bij het Arbeidskamp ophielden. Als de maan niet scheen was het van daaruit zo voor en na een fantastisch schouwspel van al dat vuurwerk dat oplichtte aan de hemel. Het Ruhrgebied in Duitsland kreeg er dan weer van langs. Al snel raakte de NAD steeds meer onder nationaalsocialistische invloed. Vast onderdeel was het onderricht in het nationaalsocialistische gedachtegoed en daarnaast had de opleiding een sterk militair karakter. 

NL-HaNA, Collectie BRIOP schrijft: 1 ploeg (16 man) dag-indeeling 1942
5.30 Reveille
6.20 Vlaggenparade
6.30-7.45 Vorming L.O. en M.O.
7.45 afmarsch
7.45-10.00 werken
10.00-10.20 tweede ontbijt
10.20-13.00 werken
13.00-13.45 koffiedrinken
13.45-16.00 werken
16.00 in kamp terug
16.00-16.30 reiniging lichaam en kleeding
16.30-17.30 verplichte bedrust
17.30-18.30 vorming
18.30 avondeten
21.00 Taptoe
Dagelijks zal in de avonduren de vorming plaatsvinden.


Van 7 juli 1942 - 19 december verbleef de in 1921 geboren Groninger Harm Geert Boer in het Wellse kamp. Hij werkte destijds als ambtenaar op het gemeentehuis te Bellingwolde (Groningen) en was zodoende verplicht om zich bij de Nederlandsche Arbeidsdienst te melden. Zijn dochter is nu nog dankbaar voor alle steun van bewoners in Well tijdens de oorlog, mede postuum namens haar vader….., ondanks dat hij nooit over het kamp heeft gesproken. Hij schreef onderstaand verslag in 1945 als voordracht bij de Christelijke Jongerenbond in Bellingwolde.

Verslag van arbeider Harm Geert Boer.

 



 

Uit de krant van 29-09-1942.


1943.

In het begin van dit jaar komt er een andere groep in het Arbeidskamp de Wiekslag. Dit keer zijn het bijna allemaal Limburgers en Brabanders, wel 170 katholieken.

Er was voor de jonge arbeiders nooit genoeg te eten in het kamp. De keuken was slecht. Als ze op zondag vrij waren konden zij, die niet ver woonden even naar huis, maar die verder weg woonden redden dat niet in de korte tijd op en neer, zodat ze bij boeren langs gingen voor eten. Of ze zochten een surrogaat familie, die soms wel vier jongens tegelijk een warme maaltijd, of boterhammen te eten gaven.

Zoals verschillende knapen die vaker bij de familie Drikus van Bommel in het Knikkerdorp kwamen. Willy van Bommel vertelt: "In het dorp zagen we de groep vaak marcheren in rijen van drie en ze zongen altijd. Een arbeidsman Piet (de achternaam weet ik niet meer) kwam vaak bij ons in het Knikkerdorp. Hij kreeg net als de andere jongens bijna geen eten, wat brood, 50 gram boter en wat jam of kaas. Hun magen knorden van de honger. Op woensdag hadden ze twee uur vrij en op zondagmiddag tot 22.00 uur. Piet kwam uit Delft dus hij kon nooit naar huis. Hij en een Amsterdammer kwamen altijd bij ons en vroegen dan om eten. Moeder gaf hen een volledige warme maaltijd. Ik heb met verbazing gekeken toen ze de eerste keer bij ons kwamen. Piet at 12 boterhammen, het leek wel of hij een tas om zijn nek had waar hij ze instopte. Ik wist niet wat ik zag. Hij moet naderhand maagpijn hebben gekregen, dat kan niet anders. Ook jongens uit Zuid Limburg kwamen om eten vragen".

Ik weet het nog als de dag van gisteren: Het was op een avond in de winter en het vroor hard. Ik hoorde iemand buiten op klompen lopen. Ik dacht het zal vader zijn die naar een drachtige koe gaat kijken. Toen hoorde ik op de zijraam kloppen. Vader en moeder sliepen daar en ik hoorde roepen "Ja?" Ik herinner zijn naam niet precies, maar het was Kuipers uit de buurt van Sittard. Hij zei tegen moeder: "Heb je een boterham, ik houd het niet meer uit ? Moeder zei: "Natuurlijkk". Ze liet hem achterom binnen. Hij was in zijn ondergoed en een overjas met klompen in de harde vrieskou. Moeder vroeg waarom hij geen kleren aan had. Hij zei: "Dat ging niet, ze denken dat ik buiten op de WC zit. Als ik niet snel terug ga dan krijg ik grote problemen. Maar ik verging van de honger"! 

 

Uit de krant van 13-12-1943.


 

De familie Drikus van Bommel met een arbeider uit het Wellse kamp.

Piet uit Delft maakte deze foto.


 

Twee N.A.D. arbeiders bij de fam. Sprunken-Clabbers op de Kamp 10 in Well.

v.l.n.r. Drikus Sprunken - dochter Anna - zoon Bertus met zijn vrouw To Lemmen.


 

In totaal bevat deze Zangbundel 312 pagina's en 4 losse aanvullingen.


 

Uit het familiealbum van K. Hurkens gelegerd in Bergen (L)

 


Bovenstaande foto's werden naar het Archief Well gemaild door een zoon van Jacobus Wilhelmus (Koos) Hurkens *24-10-1924 † 24-5-2012 uit Haps. Deze groep was in kamp nr. 332 te Bergen (L) van januari 1943 tot juli 1943.

Op deze foto staat Koos Hurkens rechtsachter. Hij wist nog de namen Luitelaar en Rabeling (die het water over zijn rug krijgt). De meesten kwamen van ver en konden nooit naar huis.

Degene die bij Rabeling het water over de rug giet is Jac Koenen uit Leunen (Venray) *15-08-1922 †16-10-1969.Hij werkte destijds op het Voedselbureau te Venray en was zodoende verplicht om zich te melden bij de N.A.D.  Hij kocht in 1952 zaal café - zaal Walaria in de Grotestraat. Op zondag fietste hij wel eens naar huis en nam dan Henk Kersten uit Moergestel mee om bij de familie Koenen te eten. Zo ontstond er een hechte vriendschap tussen Jac en Henk tot aan de dood. Henk Kersten *02-03-1922 †09-09-1997 zit rechts onder.
 


 

Uit het familiealbum van Jac Koenen, gelegerd in Bergen (L)

 


 

Uit de krant van 05-06-1944


 

1944.

De Duitsers slaagden er niet in om hun nationaal socialistische visie over te brengen op de mannen van de N.A.D. ondanks de groeiende invloed van de N.S.B. en het onder dwang systematisch opdringen van hun mening. De jongens verlieten de kampen met een grotere antipathie dan waarmee ze waren gekomen. 

Het einde van de Nederlandse Arbeidsdienst werd ingeluid op dolle dinsdag op 5 september 1944. Nagenoeg alle werkkampen liepen leeg en twee derde van de leidinggevenden hielden het ook voor gezien. Degene die nog zijn gebleven werden ingezet op projecten van de Wehrmacht. Op 10 september van dit jaar werd de N.A.D. en ook het Arbeidskamp in Well opgeheven.

Het kamp aan de Wezerweg lag er verlaten bij. Wellenaren gingen er naar toe met karren of een ander vervoermiddel en haalden planken om hun eigen huizen mee op te knappen of om bunkers van te bouwen.  Ook gingen er mensen met spullen van het kamp langs de deur zoals gereedschap, tuinmaterialen en kleding. Het kamp werd door de inwoners van Well grotendeels afgebroken, niemand hield ze tegen. Sef Vink van het Moleneind was bezig de kokosmat uit de kamer van de commandant te halen. Werd er geroepen: "Was soll das"? Sef ging er snel tussenuit. Later bleek het buurman Harry Kwanten te zijn die met de kokosmatten naar buiten kwam....

In 1947 werd het kamp weer opgbouwd tot Vakantiekamp 'De Oude Molen' en van 1952 -1969 werd het woonoord 'Oude Molen' voor de Molukse gezinnen.

Meer informatie:

Beschrijving en foto's van N.A.D. Arbeidskamp in Bergen (L)

Zie ook deze website pagina 'Ick Dien'.

Meer info over de N.A.D. op deze pagina van Anton Niehold uit Hoogezand.

Polygoon Film: Het uitdelen van spades aan een nieuwe lichting van de N.A.D.