Zoek

Doorgangskamp Well voor verzwakte oorlogskinderen

uit Frankrijk - Hongarije - Duitsland en Oostenrijk.

Dagblad voor Noord-Limburg 27-08-1949


 

Kort na de Tweede Wereldoorlog werden er, op initiatief van onder meer "Caritas" in  Wenen, het Rode Kruis maar vooral door de Stichting "Mensen in Nood" ('s - Hertogenbosch), advertenties geplaatst in landelijke dagbladen in België en Nederland. Daarin werd de bevolking opgeroepen zich aan te melden om gedurende een aantal maanden een Oostenrijks kind in huis te nemen.  
Het betrof hier kinderen die op grond van hun slechte  fysieke gesteldheid uitgekozen waren om in buitenlandse gastgezinnen aan te sterken. De selectie van deze kinderen werd gedaan door Oostenrijkse huisartsen. De meeste kindertransporten liepen via Venlo en Arnhem naar Utrecht.


Onderstaand bericht is uit Dagblad voor Noord-Limburg 12-10-1948 

Vervolg van de tekst:

Sinds het doorgangskamp voor buitenlandse kinderen te Sevenum opgeheven is, doet de jeugd - die voor het opdoen van nieuwe krachten naar ons land komt - het kamp Well aan om hier de medische controle en de laatste inspectie te passeren. Sedert enige tijd is daarvoor ingericht het voormalige kamp van de Arbeidsdienst te Well, d.w.z. van het kamp van de Koenraadjes, onzaliger gedachtenis, is weinig of niets meer over. Dit heeft de bevolking uit de buurt grotendeels gesloopt toen ze na de evacuatie thuis kwam en materiaal moest hebben om de huizen weer te dichten. Nadien is het kamp weer opgebouwd om in gebruik te komen van de buiten steedse arbeiders van de wederopbouw: het werd zeer modern ingericht. Maar het heeft nooit geheel zijn bestemming gekregen; lange tijd heeft het kamp het zonder of met een luttel aantal arbeiders moeten stellen. Daarom is het toe te juichen, dat dit kamp sedert enige tijd een andere bestemming heeft gekregen. Regelmatig komen hier nu groepen buitenlandse kinderen voor een paar dagen om een beetje te acclimatiseren op Nederlandse bodem. Zo trokken Zondag tweehonderd kinderen uit Wenen en omgeving door Well. En de bevolking die ze zag voorbijtrekken, zag de bleke magere gezichtjes; ze keek vervolgens eens naar eigen blozend kroost en hoopte het beste, ook voor de buitenlandse gastjes.


Onderstaand bericht is uit Dagblad De Tijd van 05-11-1949

Vervolg van de tekst:

Van de douche naar de röngenkamer

De Centrale Raad verzorgt het transport en het eerste medische. onderzoek in de doorgangskampen. Het onderbrengen bij de pleegouders geschiedt door het R.K. Nederlands Huisvestingscomité, de Bisschoppelijke Hulpactie voor oorlogsslachtoffers, het interkerkelijke bureau en het humanistisch verbond, die via hun vertakkingen over het gehele land een nauw contact met de kinderen en hun pleegouders onderhouden. In de doorgangskampen, waar de kinderen twee dagen in quarantaine worden gehouden, werkt men aan de lopende band. Zodra ze aankomen worden de kinderen gewassen, gevoed en onder de wol gestopt en de volgende morgen vroeg gaan ze van onder de douche regelrecht naar de dokter en de röntgenkamer, waar ze nauwlettend worden onderzocht op mogelijke infecties en ziekten, teneinde te voorkomen dat ze hun nieuwe omgeving besmetten. Dr. C. den Hartog, Inspecteur van de volksgezondheid en directeur van het voorlichtingsbureau van de voedingsraad, houdt een nauwkeurig toezicht op de kampen en controleert de voedingstoestand van de kinderen. Hij verklaarde, dat er in Nederland geen kinderen meer rondlopen, die er zo slecht aan toe zijn als de Fransjes, Duitsertjes en de Oostenrijkertjes die In Nederland worden onthaald.
Naar zijn mening hebben de Franse kinderen het het hardst  nodig. Men drinkt daar geen melk zoals wij die een halve liter per dag naar binnen werken, klaagt dr. den Hartog. Als ze naar Nederland komen, krijgen ze van moeder een fles wijn of een fles bier mee om wat op te knappen tijdens de reis. Het behoeft geen betoog, dat men oorlogskinderen daar niet mee over de ellende heen helpt. Zo'n paar maanden in Nederland doet ze goed, zegt de dokter. De meeste afwijkingen en tekorten die men bij hun aankomst constateert, zijn verdwenen. wanneer ze teruggaan en daarmede bewijst ons landje, dat zelf toch ook niet meer uit melk en boter alleen bestaat hun de grootste dienst die het bewijzen kan.