Zoek

Wind - graanmolens op de Molenberg

De Vrije heerlijkheid Well bestond uit de dorpen Well en Bergen, met de gehuchten Wellelooi en Aijen. 

Het hoofd van deze Heerlijkheid was de Wellse kasteelheer, die de zogenaamde heerlijke rechten bezat: o.a. waren de inwoners van de Heerlijkheid verplicht hun graan op de kasteelmolen (de bannale- of banmolen, ook wel dwangmolen genoemd) te laten malen. Van zijn kant had de kasteelheer de plicht altijd twee molens te laten malen.


 

Afbeelding: Doorsnede Standaardmolen ook houten kastmolen genoemd.

Pastoor Driessen schrijft in zijn boek Well en wee: Niet ver van de watermolen lag vroeger, de windmolen van Well. We vinden deze kastmolen al vermeld in een oorkonde uit 1401. ( De plek waar deze molen heeft gestaan is niet vermeld in de oorkonde) Toen de beruchte heer van Well, Adriaan van Bylandt, in 1550 aan de tand werd gevoeld door de Arnhemse commissarissen, bleek hij de inkomsten van de kerken van Well en Bergen onder andere te hebben besteed aan het geheel of gedeeltelijk vernieuwen van de windmolen. Maar lang zou deze windmolen niet meer bestaan.Op 10-02-1579 veroverde Maarten Schenk van Nydeggen, in Spaanse dienst, het kasteel van Well en liet zijn mannen de hele streek plunderen en brandschatten (afpersen en met brand dreigen), zodat de bevolking van Well wegvluchtte. Het werd nog erger, toen op 25-01-1580 de Hollanders voor zes jaar het kasteel bezetten. Van hieruit plunderden ook zij de wijde omgeving. Ze verwoestten heel het dorp Well en en ook de molens. Het afbranden van de molens was in die tijd een der eerste gewelddaden, waartoe men overging om het normale leven onmogelijk te maken.

Een van de eerste zorgen na de terugkeer van de inwoners in 1591 was de bouw van een nieuwe molen. Dat Willem van Vlodorp, heer van Well, weer een molen liet bouwen was natuurlijk prachtig. Maar dat hij het benodigde hout stal uit de bossen van Wellerlooi die toebehoorden aan de geëfden van Well, was een van de mindere nobele staaltjes van deze edele heer minder. Of Willem van Vlodrops molen dezelfde was als die welke in 1881 is vervangen, valt uit de geschiedkundige bronnen niet op te maken.

Voor het pachten van de molen moest door de molenaar een hoge prijs worden betaald.
Een pachtcontract van 27-02-1698 vermeldt:
"De pachter moet jaarlijks aan de kasteelheer de pachtsom in natura leveren van 63 malder rogge, 63 ma de geschiedkundige bronnen niet op te maken.lder gerst en 63 malder boekweit en tevens moet hij ieder jaar nog leveren 36 pond suiker, 400 pond varkensvlees, 2 pond kruidnagelen, 2 pond muskaatbloem, 1 pond kaneel en 20 gulden lopend geld"...( contant geld )
De boeren, die hun graan lieten malen, moesten aan de molenaar een bepaald gedeelte van het graan als maalloon betalen. In de Heerlijkheid Well was dit het twaalfde deel.
Het meel werd afgemeten in een maatvaatje dat van boven werd afgestreken: niet zomaar met de hand, maar met een geijkte strijkstok of "strekel". Molsteren noemde men dat en het leidde wel eens tot conflicten tussen molenaar en boer.
Een ander probleem voor de boeren was de af en toe lange wachttijd. Immers, als er geen wind was, konden de wieken niet draaien. En bovendien was het uitvallen van de watermolen langs de Molenbeek ook een oorzaak van het lange wachten.
De boeren lieten daarom wel eens stiekem buiten de Heerlijkheid malen, wat verboden was, omdat de kasteelheer dan een gedeelte van zijn "inkomsten" miste.
Zo dienden op 2 januari 1714 enkele actievoerders  een bezwaarschrift in bij het Hof van Gelder. Bij dit Hof van Gelder beklaagden de boeren zich over de lange wachttijd en over het feit, dat er 1/12 deel als maalloon werd gemolsterd. Ze vroegen het Hof om die 1/12 te veranderen. En dat voortaan slechts het 1/16 deel "op de meulen mag worden geschupt" maar het verzoek werd afgewezen; een kasteelheer was oppermachtig.

De invloed van de kasteelheren was groot: als grootgrondbezitter, eigenaar van diverse boerderijen, verpachter van de molen, van de veerponten, het viswater enz.

Baron Frans Von Schloissnigg verving de oude houten molen door een nieuwe, moderne stenen molen. De oude standaardmolen werd aldus afgebroken en in 1881 werd de nieuwe stenen beltmolen, een bovenkruier, in gebruik genomen.
Deze bleef in werking totdat de Engelsen hem in de laatste oorlog, vanaf de overkant van de Maas kapotschoten.
De laatste "pachter" van de Wellse windmolen was een molenaarszoon uit Arcen: Hubertus Braem.

Op de oude ingang van de verdwenen stenen windmolen staat nu een groot landhuis. 

Aan de overkant van de N271 staat het vroegere molenhuis uit 1782 (huidig adres Sterrenbos 1), dat bij deze molen hoorde. Kasteelvrouwe douairiére Theresia de Liedel-Coget liet het bouwen. 

Deze korenmaat, geijkt in 1773  en met de pijl van het Wellse wapen uitgesneden, werd aan Archief Well geschonken door Sjef Vink, de zoon van molenaar Toon Vink.

Korenmaat is een van overheidswege inhoudsmaat om de hoeveelheid graan te meten. De grondbetekenis van koren - korn - korrel is 'het gewrevene', d.w.z. gedorst graan. Het was voor de molenaar alleen toegestaan om korenmaten te gebruiken die gebrand waren, die dus van een ingebrand ijkmerk waren voorzien.

Een Wells malder was een inhoudsmaat van 16½ liter. Een liter heette een Hollandse kop. De Wellse maten en gewichten, een brandijzer met het gemeentewapen  werden angstvallig bewaard in een speciaal gemeentekistje. 


 

Detail van het pachtcontract in 1785. De hoogte van het bedrag dat door molenaar Derrik Pellemans betaald moest worden aan kasteelheer Willem Liedel.


 

Bij een molenverpachting van 1789 moest de molenpachter zich verplichten ook nog een pelle- of linnenfabriek op gang te houden.

Dit pachtcontract werd afgesloten tussen de kasteelvrouwe, douarière De Liedel-Coget en de koopman J. van de Mortel, die optrad namens zijn zuster Helena en haar man de molenaar Wilhelm Teulings.De pachtsom voor de spinnerij en de linnenfabriek bedroeg 2500 Kleefse guldens. Dit pachtcontract is meerdere keren verlengd tot in 1823.

Willem Teulings (molenaar) * St.Oedenrode 19-04-1754 was op 15-02-1789 gehuwd met de Deurnese Helena Antony Janse van de Mortel. Ze kregen vier kinderen. Helena stierf, 74 jaar oud, in de gemeente Bergen op 28-11-1836. 

Een pellewever weefde het pellendoek, waarvan men b.v. tafellakens, servetten en handdoeken maakte. Willem en Helena moesten voor hun linnenfabriekje een of meer knechts in dienst nemen. Ze moesten allerlei soorten vlas aankopen en dit door spinsters laten spinnen die tot dusver voor mevrouw de Liedel hadden gewerkt. Ook waren ze verplicht deze spinsters zowel "by soomer als wintertijd van 't nodige vlasch en werk in 't spinnen te voorzien". Ze mochten niemand ontslaan. Alleen wanneer een spinster meerdere keren gewaarschuwd was "over hunnen slechten arbeid" en geen beterschap vertoonde, kon Teulings zijn beklag doen bij de douarière en kon de nalatige spinster ontslagen worden. 


 

Advertentie van 22-09-1840


 

Advertentie 28-09-1852


 

Advertentie uit de krant van 28-11-1863


 

Venloosch Weekblad van 16-08-1873


 

Bericht uit de krant van 14-08-1875


 

Vergunning uit Den Haag voor de nieuwe stenen molen d.d. 09-02-1881


 

Vergunning van de gemeente Bergen d.d. 25-02-1881, ondertekend door burgemeester Otten en gemeentesecretaris van Douveren.


 

Plattegrond van de nieuw te bouwen molen in 1881


 

Uit het Venloosch Weekblad van 14-08-1891


 

Venloosche courant 22-06-1895


 

Rentmeester van het kasteel Gerard Peters schrijft ca. 1895 over de molen van Well:

“De oude banale windmolen werd in 1881 door een steenen vervangen, die door de Gebr. Wijnhoven, molenmakers te Venraij, werd gebouwd. De oude kastmolen werd op zeer eenvoudige, vernuftige wijze omgeheveld (er kwam geen dienamiet bij te pas), nadat de roeden en borsten waren weggenomen en steenen en raderwerk verwijderd. Het was een eenig evenement: de eigenaar van het Kasteel Baron von Schloissnigg was toevallig met familie aanwezig en het heele dorp was uitgeloopen om van het schouwspel te genieten. Eenige kippen, die bij den molen niet waren weg te krijgen, lieten daarbij het leven. Een ontzaggelijke stofwolk omhulde den geheelen molenberg, toen het houten gevaarte aan gruizelen neerplofte. Mijn grootvader Lodewijk Truyen heeft in het begin der 18de eeuw ruim 25 jaren op dezen molen als "baas" gefungeerd.

 


 

Dit uitzicht had de heer vanuit Kasteel Well op zijn molen die hij verpacht had. 

Op het einde van de 17e eeuw was een prachtige lindenlaan aangelegd door de familie Van Limburg-Stirum, de toenmalige eigenaars en bewoners van Kasteel Well. Van het kasteel tot aan de Rijksweg, vlak bij deze molen bestond de Kasteellaan uit eikenbomen die in 1914 gekapt werden uit winstbejag. Later zijn acacia's aangepland die inmiddels bijna allemaal verdwenen zijn.


Voedselschaarste WO I. In een circulaire van 20 oktober 1914 gaf minister Treub de burgemeesters al in overweging om voor rekening van de gemeente alle voor consumptie geschikte rogge in hun gemeente op te kopen. Rogge mocht ook niet meer als veevoeder gebruikt worden en moest worden vervangen door maïs.

Venloosche Courant 10-04-1915


 

Het Molenhuis in 1918 van de familie Vink. Het pand ligt op de splitsing van de Kasteellaan - Sterrenbos - Rijksweg.


 

Ansichtkaart van ca. 1915.

Op 31 mei 1913 was de tramlijn Venlo - Nijmegen in gebruik gesteld. Aan de overkant van 'den grintweg' (nu Rijksweg N271) was molenaar Vink zijn Café Molenzicht 'tramhalte Well' geworden.  


 

Uit de krant van 26-06-1931


 

De Kasteellaan in 1933. Links de boerderij van de fam. Sjang Wijenberg-Janssen aan de ingang van de Papenbeek. Rechts de hoeve van de fam. Leo Verstappen, die de later de huisartsenpraktijk zou worden en heel vroeger 'Molenhof' heeft geheten. 


 

Foto uit 1933.

In 1927 had men in Well elektriciteit gekregen, vandaar het transformatorhuisje nabij de molen.


 

Ansichtkaart met uitzicht vanaf de molen op de Wezerweg, destijds nog een kiezelweg. Deze bocht is er uit gehaald toen de weg verhard werd.


 

De molen werd geregeld gefotografeerd voor ansichtkaarten.

 

En ook vaak gebruikt als achtergrond voor familiekiekjes.


 

 


 

 


 

 


 

 


 

ca. 1930 met reclamebord van Heemaf motoren en rechts de auto van Wijers


 

In de winter van 1932 werd door Piet Kessels uit de Hoenderstraat dit fraaie plaatje gemaakt van Tonny van Bracht - van Lin, haar dochtertje Wilmy en An Kessels, de dochter van Piet.

Links is nog net de smederij van Jacobs Krebbers te zien. Deze lag vòòr WOII onder aan de voet van de Molenberg.


 

De molen in 1934


 

De windmolen van Well in de jaren '30.


 

Truus, een van de dochters van Handrie Derks, had een prachtig uitzicht en kon zo haar ouderlijk huis in de Grotestraat zien liggen.


 

1938. Minni Krebbers met Hanna Koks. Zij werkte als meisje in de huishouding bij de fam. Jacob Krebbers.


 

Voorjaar 1939. Aan de voet van de Molenberg vanaf de Wezerweg. Miet Krebbers-Drissen met zoontjes Harry en de kleine Sjaak.


 

Sneeuwpret op de Molenberg in de jaren '30.


 

Kinderen van het gezin Handrie Derks uit de Grotestraat genieten van het uitzicht in de jaren '30.


 

Uitzicht over Well vanaf de molen in 1939.


 

Meisjes uit de Grotestraat vermaken zich op zondagmiddag bij de molen. v.l.n.r. Grada Klabbers - Marie Derks - Tonnie Krebbers en Dien Derks. Op de achtergrond de Wezerweg.


 

Een Marechaussee, destijds gelegerd in de oude kazerne in de Grotestraat.


 

De molen in oorlogstijd, met op de voorgrond de in 1940 gebouwde nieuwe kazerne.


Jarenlang beheerste de Wellse windmolen het beeld aan de Rijksweg, het "Moleneind" geheten. Gebouwd in 1881 op de Molenberg door de Heer van Well: baron Franz von Schloissnigg uit Wenen. Model voor de Wellse molen stond de bovenkruier uit Mill. Het werd een molen met een geheel gemetselde romp, in tegenstelling tot de oude kastmolen die geheel van hout was. Deze houten graanmolen werd telkens voor drie of zes jaar verpacht aan de hoogstbiedende, zodat men dikwijls andere molenaars aantreft.

Op 2 september 1756, pachtten mulder Derrik Pelleman en zijn vrouw Gertruy Goossens voor de tijd van twaalf jaar zowel de windmolen, als de rosoliemolen voor elfhonderd daalders per jaar. Ook moesten ze nog tachtig patacons neertellen voor het molenhuis en de bijbehorende landerijen, genaamd de Olieslager en drie morgen land in het Geisterveld, tegenover Geijsteren. Bij de molenverpachting van 1789 moest de molenpachter zich verplichten, ook nog een pelle- of linnenfabriek op gang te houden. Bij de verpachting van de molen met toebehoren aan de bekende Wellse molenaar Lodewijk Truijen in 1823 werd er al niet meer geproken over een spinnerij of weverij. Lodewijck was in 1773 te Deurne geboren en was al molenaar in Venray geweest.  In 1842 stierf zijn Venrayse vrouw Maria van de Pasch in het kraambed van hun tiende kind. Lodewijck, die haar vierendertig jaar zou overleven, verliet kort daarna de molen omdat baron de Liedel een veel te hoge pachtprijs ging vragen en hij vestigde zich als graan- en meelhandelaar in de Grotestraat dicht bij de Maas (nu nr.36). Hij voerde Amerikaans patenbloem in, dat vervoerd werd in linnen baaltjes. Dat was voor deze streek iets volkomen onbekends. Het graan en het meel werd per schip aangevoerd op de Maas. Twee van zijn dochters trouwden dan ook met kooplui-schippers.

Na Truijen werd molenaar Arnoldus Verhofstad voor lange tijd de nieuwe molenpachter. Hij kwam uit Wierden en was een zoon van de plaatselijke olieslager. Arnold was 32 jaar toen hij op 22-04-1833 trouwde met de 24 jarige Wellse Francina Henckens. Het molenaarsvak ging generaties lang van vader op zoon. Gerardus Verhofstad leerde het vak van zijn vader Arnoldus en was van1872-1925 eigenaar van de windmolen in het Groeningseveld te Groeningen-Vierlingsbeek. Daarop was zijn, de naar opa genoemde zoon, Arnold eigenaar in Groeningen van 1925-1933.


 

De voorlaatste pachter van kasteelheer baron von Schloissnigg van 1885 -1901 was molenaar Gerardus Hendriks *Wanroij 08-03-1867 †Well 02-07-1949. Op 04-05-1896 getrouwd met Johanna Petronella Koppers *Well 03-02-1867 †Well 03-12-1940. Zijn vader was te Wanroij landbouwer / olieslager Martinus Hendriks.

Detail uit het pachtcontract. Rechts de handtekening van molenaar Grad Hendriks. Namens baron Franz Carl von Schloissnigg werd het ondertekend door zijn rentmeester Antoon Truyen.


 

Anekdote

Hoe Gerardus Hendriks, die later met zijn gezin aan de Hoenderstaat 11 woonde, aan zijn bijnaam kwam weten we niet, maar in Well kende iedereen hem alleen maar als Grad de Kônt.

Op zekere dag wandelde de Duitse kasteeleigenaar Dr. Richard Wolters door de Hoenderstraat en zoals gebruikelijk werd er vriendelijk gegroet tegen elkaar. 

Grad nam zijn pet af en groette de deftige heer en Richard Wolters nam op zijn beurt de hoed af en zei: "Guten Tag Herr Küntchen"......


 

Gerardus Theodorus Hubertus Braem, gehuwd met Hanneke, een dochter van het echtpaar Peters-Truijen, (woonachtig Grotestraat 36) verkocht op zijn beurt molen en molenhuis in 1908 aan de molenaar van Vortum, Joseph (Sjef) Vink. De nieuwe molenaar Vink (foto rechts) betrok het molenhuis uit 1782 met vrouw Marijke en 11 kinderen. Later werden er nog twee kinderen in Well geboren.

Vink kocht ook de versleten Michelsmolen, maar liet deze kort na de Eerste Wereldoorlog afbreken. Alle klandizie kwam toen weer terecht bij de oude Wellse molen, die al het werk met de houten as en windkracht alleen niet meer aan kon. In 1923 werd de molen voorzien van een ruwoliemotor en een maalstoel. Een jaar later liet Sjef Vink de houten as vervangen door een gietijzeren. Sjef Vink zette zijn tien zoons in de molen aan het werk.

Molenaar Sjef Vink z'n grote hobby was zijn luxe paard, rijtuig en zijn sjeeske. Inmiddels is het molenhuis voorzien van een prachtige veranda in Victoriaanse stijl. De wachtende tramgasten staan nu droog met slecht weer. Bij dit café Molenzicht / tramhalte was ook een drukke laad- en losplaats van goederen en dieren voor de tram. Het café was een trefpunt van veel bezoekers, handelaren, reizigers, jagers en boeren, die hier hun zaken afhandelden onder het drinken van een borrel of een glas bier, afkomstig van de plaatselijke bierbrouwerij "Het Hert". Buiten was een grote  goederen weegbrug, waarvan binnen in het café "af te lezen" was hoeveel gewicht de desbetreffende vracht had.


 

Twee gebroeders Oswald en Toon Vink lopen bij de molen in 1935.


 

Advertentie uit 1936.

De oudste zoon Oswald was aanvankelijk ook op de molen werkzaam. In 1931 kocht hij de Elderse molen in Mierlo (N.B.) waar al verval was ingetreden. Oswald woonde in Arcen en bleef daar ook. De molen in Mierlo werd niet verpacht, stond leeg en raakte verder in verval.

Toon Vink stond in 1937 voor de keuze een nieuwe dieselmotor voor de maalderij aan te schaffen of de windmolen grondig te herstellen. Hij koos voor het laatste. De firma Chris van Bussel uit Weert voerde het werk uit en bracht tevens 'van Bussel stroomlijnwieken' aan,waardoor ook met kleinere windsnelheden nog kon worden gemalen. In 1940 bij het overlijden van hun moeder kwam de molen met aanhorigheden bij boedelscheiding voor 1/3 in bezit van Oswald en Toon. Bij boedelscheiding in 1947 werd Toon alleeneigenaar van het maalbedrijf, de windmolen bestond toen al niet meer en Toon verkocht de Molenberg aan Gerard Smals.


 

Een van de zoons Vink werd de molenbaas. 

Toon Vink

*Sambeek 22-12-1891 †Venlo 03-10-1972.

Hij liet beneden op de Molenberg in 1934 een nieuw huis bouwen en trouwde in dat jaar met Nel Koppers, een kleindochter van het echtpaar Peters-Truijen (zie eerder op deze pagina) 


 

Uitzicht op de molen met het nieuwe huis van Toon en Nel Vink - Koppers in 1937.

Toon Vink heeft nooit met malders graan of een pond kaneel naar het kasteel hoeven te lopen zoals Elbert van Erp en menig pachter voor hem (zie hier de beschrijving). Hij was vrij man op zijn 'hemelbestormer' die met zijn vleugels een kruis sloeg van 25 meter.Toon vertelde ooit: "Het was de beste molen van Limburg, misschien wel van het gehele land. Twee keer is er de bliksem op geslagen, het deed hem niets. En machtig mooi was het, als op zomerdagen de vloed stroomde, een zeer regelmatige oostenwind, die door de gesteldheid van het terrein in de omgeving juist hier een odeale molenaarswind was, zodat je uren lang geen omkijken naar de molen had. Dat zag je nergens!"


 

Schilderij, in augustus 1943 voor de fam. Vink gemaakt door Victor Jacobs uit Helmond.


 

Het café / molenhuis werd eigendom van zijn broer Thomas. Deze heeft er met zijn Wellerlooise vrouw Martha Hermans het café 'Molenzicht' van gemaakt.

Toon, die het graan van de boeren tot meel maalde, was een bekend figuur in Well, die nog meer bekendheid kreeg door zijn vele gedichten over zijn dorp, het Wellsmeer en over zijn eigen windmolen. Tijdens de frontdagen draaiden de wieken nog regelmatig in de wind.

Bombardement

De Duitsers hadden in W.O.II een uitkijkpost van drie man in de molen. Op 4 december 1944 werd hij daarom door de Engelsen vanaf de overkant van de Maas met veertig welgerichte granaten precies in de lengte doormidden geschoten. Eerst ging het er drie keer naast, maar na een half uur plofte de stenen kolos in elkaar. Als een reusachtig grafkruis vielen de wieken over de ruïne en over de gedode soldaten. Het rook er naar dood en rampspoed.

Toon Vink stond met zijn negen jaar oude zoon Sjef het bombardement op afstand te bekijken in het portiek bij zijn schoonfamilie slagerij Koppers. Het was vandaaruit nog een open veld tot aan het Moleneind. Het is de enige keer dat Sjef zijn vader heeft zien huilen.

Enkele jaren na de oorlog kwam een Duitser met de fiets van de Molenberg af. Hij stopt bij Toon: "Sind sie Herr Vink? Ich heisse auch Vink". Hij had in de molen gezeten en de naam Vink op de meelzakken zien staan..... 


 

De roeden bleven als een groot kruis bij de ruïne liggen....


De molen had al het aantrekkelijke van een 'meule' met het gemak van een elektrieke maalderij er later nog bij. Nu is het allemaal herinnering geworden. De wieken slaan niet langer een kruisteken naar de hemel met zoevend geluid van duizend kievitsvleugels. Geen kar dokkert meer omhoog tegen de Molenberg, geen paard staat er meer te neuzelen in de haverzak. 

Toon Vink had veel verdriet van zijn kapot geschoten levenswerk. Diep in zijn hart brandden de woorden die uit zijn gemoed schoten, toen hij voor de ramp was komen staan. Niet lang na het bombardement van 04-12-1944 schreef hij:

In 1881 aanschouwde ik het levenslicht

Ik stond hier hoog en het zicht was prachtig

Steeds draaiende deed ik mijn plicht

Ruim zestig jaar mocht ik werken

Voor mens en dier; hier in 't rond

Thans lig ik hier met gebroken vlerken

Het was de Mof die mij naar het leven stond

Zelfs onder de rook van de granaten

Draaide ik rustig door; vol moed

De wind, die konden deez piraten

Niet stelen, daarom ging alles goed

Gij allen zult 't nooit vergeten

Hoe of ik u hielp in den nood

De vijand was het die mij heeft verweten

Dat ik u hielp aan 't daagelijks brood

Na de oorlog heeft Toon Vink het bedrijf nog voortgezet in een malerij aan de overkant van de Rijksweg, tot de opheffing in 1972. In datzelfde jaar is de laatste molenaar van Well op tachtig jarige leeftijd gestorven.


 

1945. Na terugkomst van de evacuatie in Groningen maakte pater Canutus (Jan Peters van de Grote Waaij) deze foto van de kapotte molen waarop men provisorisch een dak had gemaakt. De verwoeste molen is nooit meer opgebouwd. 


 

Hier worden opnames gemaakt vanuit de kapotgeschoten molen bij vakantiekamp de Oude Molen.


 

Van het resterende molenhout lieten Toon en Nel Vink een dressoir maken met op twee klapdeurtjes snijwerk met hun molen. Dit meubelstuk werd in 2018 aan Archief Well geschonken, zodat dit overblijfsel van de molen bewaard blijft.


 

De Molenberg was al in 1947 verkocht aan de Wellse huisarts dokter Gerard Smals.

Hij liet er een groot landhuis  bouwen, van waaruit men een prachtig uitzicht had over heel Well.


 

Krantenartikel uit oktober 1972, een gedicht geschreven door Wellenaar Frans van Dooren.


 

Het schilderij dat jarenlang in huize Sjef Vink - Valckx heeft gehangen. Sjef was een zoon van Toon en Nel en hielp zijn vader mee in de maalderij.