‘Niet langer dan drie generaties zal uw familie dit kasteel bewonen.’ Met die vloek konden de bewoners van kasteel Well het doen. Tot zes keer toe voltrok zich het noodlot over de verschillende bewoners van het kasteel. Geen mens weet wie de vloek uitsprak en ook niet waarom. Maar in Well geloven ze er heilig in. En de historie getuigd van de harde werkelijkheid van de vloek van Well. Feit is dat zes verschillende families niet langer dan drie generaties op kasteel Well woonden.
Niet alleen de banvloek over de families maakt van kasteel Well een bijzonder kasteel. Ook de rol die het speelde in de strijd tussen de verschillende machthebbers over het gebied maakt de historie van het kasteel opvallend. Die begint aan het einde van de dertiende eeuw, toen Arnold van Straelen in 1275 heer van Well werd. Hier lag een veer naar de overkant van de Maas. Een belangrijke plaats, want aan de andere kant van de rivier regeerden de Brabanders, die hun oog op de Gelderse bezittingen hadden laten vallen. Arnolds schoonzoon Seger van Baerle werd zijn opvolger in Well. Omdat Seger geen kinderen had, werd zijn neef Jan van Myrlaer uit Meerlo de volgende heer van Well. Jan sneuvelde in de grote slag bij Baesweiler, waarbij de graaf van Gelre de hertog van Brabant definitief versloeg. Jan had geen opvolger , dus werd zijn zus die getrouwd was met ene Roelman van Ahrenthal, de nieuwe bezitster van het kasteel.
Het moet een van de Ahrenthals geweest zijn die de banvloek over het kasteel heeft uitgeroepen, want die familie was de eerste die het noodlot trof. Na drie generaties was het gedaan met de Van Arendaels, zoals ze zich inmiddels hadden genoemd. De laatste, ene Jan van Arendael, was trouwens niet zo’n beste. Hij woonde al lang niet meer in Well. Vanuit zijn kasteel in Rheydt oefende hij op kundige wijze het beroep roofridder uit. Geen burcht in de omgeving was veilig voor Jan.
In 1478 hield hij het voor gezien. Zijn enige dochter was getrouwd met Henric van Bylandt, waarmee een nieuwe familie haar entree maakte op het kasteel. En weer voor drie generaties. Zoon Otto zorgde er voor dat er om het kasteel een stevige aarden wal kwam om kanonskogels te kunnen tegenhouden. Die waren toen net in de mode gekomen en Otto wist dat zijn kasteel een gewillige prooi was in de strijd tussen de legers van Gelre en van Bourgondië.
En dat ging zo door in de tachtigjarige oorlog toen Spanjaarden en Hollanders elkaar in het Limburgse regelmatig om de oren sloegen. Toen Adriaan van Bylandt als laatste van zijn familie stierf kreeg zijn kleinzoon Willem van Vlodrop het kasteel in handen. Willem heeft het niet leuk gehad, want het ene moment namen de Spanjaarden bezit van zijn kasteel, het volgende moment stonden de Hollanders op de stoep. De Spanjaarden werden daar zo kwaad om dat ze het kasteel in 1588 verwoestten. Pas in het begin van de zeventiende eeuw, toen de derde generatie van Vlodrop in Well woonde, werd het weer opgebouwd. Dat kostte de familie zoveel geld dat ze het kasteel moest verkopen aan achterneef graaf Hendrik van den Berg. Hij gaf het als bruidsschat aan zijn dochter, die trouwde met graaf Albert van Limburg Stierum.
Albert en Maria besloten kasteel Well eens flink te moderniseren. De grimmige burcht werd omgetoverd in een aantrekkelijk landhuis met veel glas in lood en een nieuwe vleugel.
Opnieuw sloeg de vloek toe, want ook de Van Limburg-Stirums hielden het maar drie generaties uit op het kasteel. Zij werden opgevolgd door een zwager van de laatste graaf, een Franse edelman met de naam Pas de Feuquières. Een chique familie, die geen ‘gewoon’ bloed in de aderen duldde.
Daarom viel de laatste Pas de Feuquières, ene Max behoorlijk uit de boot toen hij in het geheim met de doodgewone Amelia Bormans trouwde. Zijn moeder was zo boos dat ze hem onterfde. Maar ze ging iets te snel dood om haar voornemen uit te voeren. Max bleef straatarm achter en was maar al te blij dat een schatrijke neef van zijn vrouw zin had in het kasteel.
Dat was de scheepsarts Willem Liedel. Als kasteelheer wilde hij ook een titel. Toen hij die niet kreeg noemde hij zich ‘Chevalier Guilaumme de Liedel’. Zijn zoon en dochter zorgden wel voor adel. Tijdens een reisje naar Wenen ontmoetten ze broer en zus Von Schloissnigg en trouwden daarmee. De echte titel kwam met de derde Liedel, Peter. Die wist de Franse koning van Holland, broer van Napoleon, zo onder de kin te kietelen dat hij de titel baron verwierf. Peter maakte van zijn kasteel prompt een Frans kasteel met veel empire, een orangerie, een park en een grote boomgaard. Maar ook Peter trof de vloek. Hij was de laatste Liedel. Zijn neefje Von Schloissnigg erfde kasteel Well. Maar hij en zijn twee nakomelingen vonden Limburg een kikkerland en bleven in Ebergassing bij Wenen op hun slot wonen. Daardoor verviel kasteel Well zienderogen.
In 1904 werd het verkocht aan een maatschappij, toen aan ee arts en vervolgens kwam het na de oorlog in handen van het bisdom. In 1969 kocht de Limburgse kastelenstichting het vervallen kasteel en restaureerde het volledig, waarna het werd verkocht aan Emerson College.
Waar ooit de Chevallier Frans sprak om zich van het gewone volk te onderscheiden, klinkt nu het Amerikaans. Waar ooit de tonen van het spinet door de grote zaal dwarrelden klinken nu de piepjes van de computers.