Zoek

Wilde kerkhof in het Wellsmeer.

Officiële naam: Algemeene Begraafplaats Bergen.

Op de ongewijde grond niet ver vanaf de Wezerweg.  (krantenfoto uit 1981).


De algemene gemeente begraafplaats in Well, hier bekend als het 'wilde kerkhof'. De macht van de katholieke kerk reikte tot na de dood van haar gelovigen.

Met de Begrafeniswet van 1869 kreeg elke gemeente de verplichting om te beschikken over een algemene begraafplaats.
Op andere plaatsen worden deze begraafplaatsen Ellendigenkerkhof, Drenkeldoden- of Drenkelingenkerkhof genoemd. 
Eigenlijk is er weinig bekend over deze begraafplaats in Well en waarom we het hier 'het Wilde kerkhof' noemen. Met de 'kerk' had het niets te maken.
Voor zwervers, ongeïdentificeerde doden, drenkelingen, zelfmoordenaars en andersgelovigen was er aan de Wezerweg een begraafplaats gemaakt in de ongerepte natuur, al jaren voordat er een huis in de buurt stond en het Wellsmeer ontgonnen werd door Philomena van Ophoven.
Het is een stuk zandgrond, eigendom van de gemeente Bergen, waar deze doden werden weggestopt. Ver genoeg van de kerk en bewoonde wereld op ongewijde grond. Er was vlakbij een klein lijkenhuisje.

Wilden Drik was er ooit grafdelver. Hij had daar begin 1900 Kipsen Coen begraven die van geloof niets was en zelfs op zijn sterfbed geen pastoor bij zich wilde hebben. Hij zei "Ik reken zelf met Herr God af". Kipsen Koen woonde in het armenhuis aan de Papenbeek. Daarna woonde Kweke Hannes met zijn gezin in het armenhuis. Zijn dochter Truuj was er altijd bang want het spookt er zei ze. Kipsen Coen waarde daar nog rond en maakte onverwachte geluiden. Wie na 1912 de dodengraver was is onbekend. 
Een zwerver genaamd Frenske schijnt er ook te liggen. Op 20-03-1927 werd het lijk van een onbekende vrouw (ca. 55 jaar) te Well in de Maas gevonden en is er begraven. Verder in 1929 de familie Arthur Mauritz, bestaande uit drie personen met hun hond. Rond 1950 verongelukte een onbekend persoon op de Halve Maan die hier ook begraven is. In de jaren 1950 is er nog een donker getinte vrouw begraven, men denkt dat ze in Heijen of Afferden stierf. De vrouw was niet katholiek en zodoende kon ze nergens anders in de gemeente begraven worden dan op deze algemene begraafplaats. Het graf was omlijst met steentjes en er stond een jampotje met bloemen op. Haar (onbekende) man verscheen nog jaren later bij Bertus (Puul) Lucassen die toen met zijn gezin aan de Wezerweg 6 naast het wilde kerkhof woonde. Puul leende de man een schoffel en hark om het graf van zijn vrouw te verzorgen. Aldus vertelde Tonny Lucassen, zijn dochter. Hierna in 1955, verdronken Coba en Sjang Vergelt uit Well in de Maas. Er zijn Wellenaren die zeggen dat dit geen ongelukken waren en dat ook deze zus en broer hier begraven zijn. Iemand anders zegt weer van niet. Het blijft een mysterie van wat er is gebeurd.
Al deze informatie komt desgevraagd mondeling van meerdere Wellenaren.
De gemeente Bergen was verantwoordelijk voor de begrafenissen maar bij nader onderzoek is er helaas geen lijst van de overleden personen aangetroffen in het gemeentearchief. 

Venloosch weekblad 28-08-1880.


 

Venloosch weekblad 22-03-1884


 

Nieuwe Venlosche courant 30-07-1908. Door dokter Schepers uit Weeze die de lijkschouwing deed werd geen geweldpleging gevonden.


 

Henricus Hubertus Thijssen dagloner *Well 02-03-1840 †Well 03-07-1912. Zijn bijnaam was d'n wilden Drik


Op kosten van de gemeente begraven.

Opperwachtmeester van de Marechaussee Bernard Versteegen en veldwachter Piet Verdijk maakten 24 juni 1926 een proces verbaal op.

Korte inhoud hiervan: Op 20 juni 1926 vond visser van der Zanden uit Grave, die zijn anker had uitgeworpen op de Hamert, om 4 ½ uur dat een lijk tegen de ketting van zijn schokker lag. Hij riep de hulp in van landbouwer Muijres en samen hebben ze het lijk van een onbekend manspersoon die morgen om 5 uur aan de oever gebracht. Het lijk is diezelfde namiddag naar het lijkenhuisje in Well gebracht alwaar dokter van Bracht te Well de lijkschouwing heeft gedaan. Het lichaam is aanherkend door twee halfbroers uit Linne als Johannes Hubertus Schrijnewerkers 46 jaar, geboren in Waldniel (Dld). Volgens hun verklaring was de overledene de laatste tijd werkloos en had voorheen meestal in Duitsland gewerkt. Op 9 juni was hij nog bij hun tante in Swalmen geweest en was toen gekleed zoals nu. Nadien had niemand meer iets van hem gezien of gehoord. Daar de familie niet wenst te zorgen voor het begraven van het lijk is het op kosten van de gemeente op de algemene begraafplaats te Well begraven. De op het lijk gevonden voorwerpen zijn door de hierboven genoemde veldwachter overgegeven aan de burgemeester van de gemeente Bergen.

De begrafenis op het wilde kerkhof die niet doorging.

Notities van onze Wellse Pastoor Eggelen in de Tweede Wereldoorlog: 

26-01-1942. Sterfgeval Peter B. Bosscherhei E 196. Hij was sinds 1938 niet meer in de kerk geweest en lid van de NSB. Na overleg met de Bisschop is besloten hem niet op het R.K. Kerkhof te begraven. Begraven op 31-01-1942.
29-01. Bezoek van Anton van de Biesen en Jacoba Janssen alias vrouw Sprenkels. Zij vroegen om een hoekje op het R.K. kerkhof beschikbaar te stellen voor onze oud NSB-strijder. Geweigerd: de pastoor zei: Ik beroep mij op de uitspraak van mijn Bisschop.

Pastoor vervolgt in zijn dagboek: Donderdag kreeg ik telefoon uit Afferden, op initiatief van Antoon van de Biesen, van de heer van Weer.
Vrijdag 30-01 telefoon uit Maastricht van de Sicherheitspolizei: weer geweigerd.
Om 9 uur telefoon van de Sicherheitsdienst: Ik moet 1 uur op de pastorie blijven. 
Derde telefoontje: De Sicherheitsdienst geeft bevel tot begraven op het R.K. kerkhof: geweigerd.
Op 31-01 wordt hij op het R.K. Kerkhof begraven zonder pastoor toestemming en om 9 uur komt de Sicherheitsdienst controleren.


Ongewijde aarde op het R.K. Kerkhof.

Ook kent men in Well op het R.K. Kerkhof aan de Kasteellaan een stuk grond dat ongewijd was en waarin ongedoopte baby's werden begraven. Dat gebeurde zelfs nog in de jaren 1950 -'60. Bij de dood van een ongedoopt kind veroorzaakte dat extra verdriet. De buurman of de vader zelf moest het kindje gaan begraven. Er zijn hier verhalen verteld dat hij met een schop en klein zelfgemaakt kistje achter op de fiets naar het kerkhof ging. Over het gedeelte van ongewijde aarde op het oude kerkhof aan de Maas is niets bekend, maar de kindjes werden op het huidige kerkhof achteraan in de hoek bij de heg begraven. 


 

Waarom moest de familie Mauritz hier begraven worden?

Arthur Wilhelm Mauritz *Düsseldorf (Dld) 05-04-1874. Gehuwd in Düsseldorf op 28-06-1898 met Friede (Frieda) de Haen *Düsseldorf (Dld) 1877. Hans Julius *Düsseldorf (Dld) 06-01-1901 was hun enige zoon.

De vader van Arthur Mauritz bezat vanaf eind 1890 ook Schloss Bönninghausen, nu Haus Walbeck genaamd. Dit ligt vlak over de grens bij Arcen, niet ver van Well.


Gezin Mauritz-de Haen in 1901.

In 1900, uit tijdschrift Woord en Beeld jaargang  5. Huis Walbeek verschuilt zich niet, maar vertoont zich frisch en vroolijk aan den zoom van het bosch. Voor eenige jaren kocht de heer Mauritz uit Dusseldorf de zeer uitgestrekte bezitting met het verbrande en vervallen kasteel. Het werd in zijn oude, vervaarlijk dikke muren weer gerestaureerd en is nu een schoon, uitstekend bewoonbaar slot geworden, waar de zoon des eigenaars zijn verblijf houdt. Bij het huis behoort een prachtig, smaakvol aangelegd park met een overvloed van heerlijk veelsoortig en ten deele zeldzaam geboomte.

In 1904 werd Schloss Walbeck verkocht aan Jacob Wilhelm Klein, kantonrechter uit Keulen.


 

Nieuwe Venlosche courant 11-03-1911.

Richard Wolters, een rijke jurist uit Düsseldorf, kocht in 1905 een uitgestrekt gebied van bijna 3000 ha. woeste grond, waaronder het Heerenven aan de Duitse grens om te ontginnen.  In 1906 kocht hij het kasteel Well met inbegrip van 8 ha.grond, het Aschwaterse bos met huis, stal en schuur (ruim 32 ha.), het Mehrsche bos en de Mehrschenhof (ruim 166 ha.) en het Heerenven.  In 1911 verkocht hij de Meerschenhof, de landerijen in Well en de uitgestrekte woeste grond bij de Hamert in Wellerlooi aan Arthur Mauritz uit Düsseldorf.

Nieuwe Venlosche courant 25-03-1911. 

Mauritz verkocht de Meerschenhof nog dezelfde maand door aan Walther Gustav Adolf Buff *Krefeld 05-03-1876, woonachtig in Asperden bij Goch. Mauritz zelf ging aan de slag op de Hamert met ontginnen. Buff was grondeigenaar en eigenaar van de Aspermühle (Er besaß ein Landgut, Meer’scher Hof in der Well’schen Heide bei Bergen, das 200 Hektar, davon 50 Hektar Wald, umfasste)


 

Nieuwe Venlosche courant 15-07-1911


Zoon Hans ging in Venlo naar de Duitse school. Arthur Mauritz werd voorzitter van de Duitsche Schoolvereeniging en later benoemd tot ere voorzitter. 

In grote delen van Noord-Limburg lagen uitgestrekte zandduinen, zandgronden, heidevelden, meren en vennen. Deels zijn deze heideontginningen vanaf ca.1900 geschikt gemaakt voor de landbouw, deels ook zijn ze hier rond 1927-1928 beplant met naaldhout, waar destijds veel vraag naar was vanuit de mijnbouw. Op de foto staat de familie Kessels-van Dijk uit de Hoenderstraat met vrienden.


 

Nieuwe Venlosche courant 26-08-1911.


Mauritz liet kunstmest gebruiken om de schrale zandgrond vruchtbaar te maken. Ook schafte hij tractoren, ploegen en later een dorskas aan. 

Nieuwe Venlosche courant 06-07-1912

Een ander huis dat in juli 1912 aanbesteed werd was voor de opzichter dhr. Oberhöfke. Het huis werd voor ƒ2230,- gebouwd door de laagste inschrijver, aannemer Louis Troost uit Arcen.


1913. In de lente bracht de stoomploeg van de Nederlandsche Heidemaatschappij op de heideontginning onder Wellerlooi een urn aan de oppervlakte. Mauritz, de eigenaar van de grond, raadpleegde een Duitse geleerde en deze vond daar wederom een pot. Arthur Mauritz kwam tot de gelukkige gedachte om onder deskundig toezicht eens een onderzoek te doen instellen, hetgeen tot gevolg had dat onder leiding van dr. Holwerda uit Leiden daar in dit voorjaar een systematische ontgraving werd begonnen, die zeer bijzondere resultaten opleverde. Er werd een prehistorische begraafplaats blootgelegd, welke zowel door haar uitgestrektheid als om hetgeen men er ontdekte van grote betekenis bleek te zijn. 

Door het resultaat der blootlegging getroffen nodigde Mauritz vele Duitse deskundigen, de leden der Ned. Antropologische vereniging en enkele andere belangstellenden uit voor bezoek ter plekke. Als tweede attractie was daarbij nog gevoegd de bezichtiging van de pas ontgraven fundamenten van een middeleeuwse burcht, in de nabijheid aan de Maas gelegen.
Er had zich een kleine 200 gasten aan den Hamert verenigd. Na een onthaal op „Brot mit Münchener" ging het gezelschap eerst in rijtuigen en auto's naar de middeleeuwse ruïne, waar tussen de fundamenten van de oude wachttoren een tafel was opgesteld met de bij de ontgraving gevonden voorwerpen, waaronder beenderen, horens, een paar kruiken en vele scherven en metalen voorwerpen, o.a. munten uit 1425. De heer A. F. van Beurden vertelde hier enkele aardige bijzonderheden over het oude slot en zijn bewoners: de heren Van Stalberg, die bekend stonden als echte roofridders en ten slotte door de Heer van Well werden gevangen genomen, waarna hun slot werd vernietigd.
Hierna werden de vervoermiddelen weer opgezocht en ging men naar het urnenveld, waar dr. Holwerda, nadat hij eerst de aanwezigen aan de hand van een kaart had ingelicht over zijn opgravingen, tot gids diende en daarna op het terrein de nadere bijzonderheden toonde.


 

Nieuwe Venlosche courant 29-05-1913.


 

 Nieuwe Venlosche courant 16-10-1913


In 1918 werd Arthur Mauritz door de rechtbank in Den Bosch vrijgesproken van verboden vervoer en smokkelarij aan de grens. Wat er vervoerd werd bleek voor eigen gebruik te zijn.  Ook zijn 17 jarige zoon Hans werd dat jaar vrijgesproken omdat hij en de 26 jarige opzichter Pieter Nissen geweigerd hadden een ambtelijk of rechterlijk bevel op te volgen door niet te stoppen op de weg van de Hamert naar Twisteden. Er werd streng gecontroleerd aan de Duitse grens en er stonden hoge straffen op smokkelarij. 

Moeilijke tijden.

Nadat Duitsland de Eerste Wereldoorlog verloren had nam daar de inflatie erg toe. Het gevolg waren ongekend hoge prijzen en verdampt spaargeld, want de Duitse mark was niets meer waard.Hij kon de pacht aan de gemeente Bergen niet meer betalen en er volgde in Den Bosch een rechtzaak met burgemeester Otten van de gemeente Bergen. Ook schijnt het dat Mauritz daarna nog een rechtzaak tegen de Duitse Staat verloor. In 1922 ging grondeigenaar A. Mauritz failliet.

 


 

Vervolg van de tekst: 

Voorts eene rijke Kiezelgroeve, groot circa 19 Hectaren, met een inhoud van circa 1/100,000 kubieke meter kiezel. De kiezel is speciaal geschikt voor betonindustrie. De voorbereidende werkzaamheden voor het leggen van een spooraansluiting van de kiezelgroeve met de Maas bij den Maasbuurtspoorweg zijn gedeeltelijk voltooid.

Het goed wordt begrensd door het Nierskanaal en de Duitsche grens. Een Boerenhofstede met ruim 12 Hectaren Bouw- en Weiland op Duitsch gebied, aan het Landgoed aansluitend, gelegen en van waaruit thans het bedrijf wordt geleid, wordt mede geveild. Daardoor geniet het Landgoed de voorrechten verbonden aan een grensbedrljf (vrije invoer en uitvoer van meststoffen en producten). Voor deze voorrechten wordt verwezen naar de bestaande Duitsch-Nederlandsche grens tractaten en daarmede in verband staande bepalingen. Het Landgoed zal worden geveild in verschillende perceelen, combinaties en massa, zooals breeder omschreven op de veilingsbiljetten, welke ten kantore van den Notaris op aanvrage verkrijgbaar zijn. De Boerderijen worden ook afzonderlijk geveild en wel met grootere en kleinere complexen bouw- en weiland, naar gelang er liefhebbers voor zijn. Desbetreffende wenschen kunnen vóór 10 Augustus ten kantore van den Notaris worden kenbaar gemaakt. De kadastrale kaart met perceelsverdeeling ligt ter inzage ten kantore van Notaris HAFFMANS te Helden en bij den Opzichter op „De Hamert". Inmiddels uit de hand te koop. Aanvaarding dadelijk. Betaaldag der koopsommen 15 November 1922. Veilingskosten ten laste der koopers 7 pct..

Nieuwe Venlosche courant 29-07-1922.


 

Nieuwe Venlosche courant 09-12-1922


 

Het landhuis uit 1910 werd door de fam. Robijns 'Huize Juliana' genaamd. Na zijn faillissement in 1922 huurde Arthur Mauritz het pand. (huidig adres Hamert 4)


 

De Nederlandse en een Duitse kranten van 09-08-1929 beschreven het drama.

Arthur Mauritz was een rijk man, een grootgrondbezitter en verdiende ook veel geld met de paardenfokkerij. Hij leefde op grote voet, liet zich altijd per koets, getrokken door een vierspan paarden, door het mooie natuurgebied van de Maasduinen rijden en huurde, als hij in zijn vaderstad Düsseldorf op vakantie ging, een hele etage van een hotel af.  Hij kwam echter in de jaren ’20 door de inflatie en door grondspeculaties in grote zorgen. Zo gebeurde het dat Mauritz in de problemen kwam. In de herfsttij van zijn rijkdom betaalde Mauritz soms met huisraad de huur aan de fam. Robijns. De genadeklap kwam in 1929. Toen Mauritz een proces tegen de Duitse Staat verloor werd hij failliet verklaard door de Heythuyser Hypotheekbank. Daarna zag hij een leven in armoede niet meer zitten.

Op woensdagavond 7 augustus 1929 werd de hele omgeving dan ook opgeschrikt door het bericht, dat in Huize Juliana de lijken gevonden waren van  Arthur Mauritz, zijn vrouw en zoon Hans. Ergens in huis lag ook de hond. Doodgeschoten met hetzelfde jachtgeweer als de vrouw, zoon en Mauritz zelf. Merkwaardigerwijs vertoonden de lijken van moeder en zoon ook nog vergiftigingsverschijnselen. Het was een echt familiedrama, een bewuste stap uit het leven. Het dienstmeisje was immers op 3 augustus al voor onbepaalde tijd op vakantie gestuurd. En bekenden in Düsseldorf kregen een geheimzinnig telefoontje over een ongeluk met de auto. Tenslotte kwam er ook nog een bericht aan bij een vriend van zoon Hans in Kevelaer, dat de familie op vakantie ging en of hij zo spoedig mogelijk een kijkje wilde gaan nemen in het huis in Holland. Alles scheen goed voorbereid. 

Ongerust geworden, ging de man uit Kevelaer een kijkje nemen. Bij het huis aangekomen trof hij ramen en deuren op slot. Het zinde hem niet en ging zijn licht opsteken bij de familie Robijns die het ook al vreemd vond dat men dagenlang geen levensteken van de familie had vernomen. Via het 'kolengat' wist de Duitser zich toegang te verschaffen tot de kelder en op dat moment al riep hij dat het rook naar ontbinding. Hij opende van binnenuit de voordeur voor Miep Robijns en het waren deze twee mensen die even later de lugubere ontdekking deden.

De doden lagen alle drie op hun bed. Alle familiepapieren waren verbrand in het keukenfornuis. De familie Mauritz had opgehouden te bestaan.

In afwachting van de sectie werden de lijken overgebracht in het 'kotje' (arrestantenlokaal)thuis bij veldwachter Pietje Verdijk in de Nicolaasstraat. Navrant detail: Dood en toch nog in het gevang. Daar werden ze na de lijkschouwing opgehaald door vrachtrijder Grad Wijers van het Moleneind, die tijdens de rit naar de algemene begraafplaats aan de Wezerweg regelmatig naar de jeneverfles die in de cabine lag moest grijpen om bestand te zijn tegen de doordringende lijkenlucht. Hij die gewend was geweest zich door een met vier paarden getrokken koets door de streek te laten rijden werd achter op de laadbak van een vrachtwagen afgevoerd naar zijn laatse rustplaats. Daar liggen ze dus, weggestopt tegen de bosrand, in de hoek van het wilde kerkhof dat die naam eigenlijk niet eens mag voeren omdat het met de Heilige Kerk niets uitstaande heeft.


 


 

Proces verbaal, opgemaakt door de veldwachters Petrus (Piet) Verdijk en Gerardus (Sjraar) Ploem d.d. 12-08-1929.


Grondverkoop aan Engelbertus Lucassen in 1935.

Situatietekening uit 1935 met het lijkenhuisje onder het kadasternummer 1818 en de rood ingekleurde begraafplaats van 2 are, ca 14 x 14 meter. 


In 1935 diende Engelbert (Puul) Lucassen een verzoek in voor aankoop van een stuk gemeentegrond van het perceel Sectie G 1963 en 1818, welk gedeelte hij wenste te gebruiken als tuin en bouwland. Het perceel bestond uit dennenbos, zandgrond en begraafplaats. De koop van ruim 14 are werd goedgekeurd door de gemeenteraad. Daarna was nog de goedkeuring van Volksgezondheid en Gedepudeerde Staten nodig. In 1936 werd de koop gesloten voor een prijs van 4 gulden per are, totaal ƒ59,20. 

 


 

 


Coba en Sjang Vergelt.

Op deze foto van 03-09-1954 staat de kleine vierkante woning met plat dak van de familie Vergelt-Driessen. Broer en zus waren ongehuwd en bleven na de dood van beide ouders in het huis wonen. Tegenover hun woning, aan de andere kant van de Grotestraat, lag een schuurtje met toilet op een perceel landbouwgrond van deze familie dat door zoon Sjang verbouwd werd tot aan zijn dood. Na de oorlog is het oude huis gedeeltelijk afgebroken vanwege brand en bleef het kleine huis na een verbouwing in 1946 over.

Het waren vriendelijke rooms-katholieke mensen. Coba was kledingmaakster en mensen brachten ook verstelwerk naar haar. Met Nieuwjaar kregen de kinderen die aan de deur kwamen een appeltje in hun nieuwjaarszak. Ze hadden in Venlo aan het Mgr. Nolensplein hun zwager Mathieu Tilmans wonen. Hij was sinds 1914 weduwnaar van Hermina Vergelt en vader van hun dochter Agnes, *Venlo 1912. Sjang ging iedere zaterdag op de fiets naar de Venlose markt en bezocht hen dan. In 1951 stierf de zwager. Op latere leeftijd leidden broer en zus een meer teruggetrokken leven. Destijds zag men Coba geregeld sloffend op gymschoenen in het dorp lopen om naar de winkel te gaan. Vanaf donderdag 10 november 1955 werd Sjang vermist.

Vanaf 1954 stond hun huis vlak bij de Baileybrug en aan de andere kant woonden hun naaste buren, de families Huijgen en Smits. Alleen met de fam.Huijgen hadden Coba en Sjang een verstoorde verhouding. Al in de jaren 1920 moest veldwachter Piet Verdijk geregeld proces verbaal opmaken op verzoek van burgemeester Otten. Meerdere mensen die hen gekend hebben zeggen dat hun verdrinkingsdood geen ongeluk was. Na hun dood lag het pand leeg en in 1960 kocht Wiel van den Hoef de woning die hij verhuurde. In 1970 werd het verkocht aan Jan en Marie Huijgen-Camps. Later werd het pand gesloopt, het jaartal is onbekend.

Dagblad voor Noord-Limburg 17-11-1955.


Jacoba Coba Vergelt *Well 19-01-1874 †Well 12-11-1955. Peter Johannes Sjang Vergelt *Well 02-05-1884 †Well 20-12-1955.

Dochter en zoon van Hendrikus Vergelt *Venray 15-02-1840 †Well 14-03-1912 Gehuwd in Bergen op 19-04-1873 met Hendrina Driessen *Well 05-11-1843 †Well 30-04-1924

Het lichaam van Coba werd zatermiddag 12 november rond de middag door een wachtmeester van de Wellse politie ontdekt. Het lag  een stuk zuidwaarts van het Wellse zwembad in de Maas. Haar broer werd vermist. Buurtbewoners konden geen opheldering geven. Zondag 13 november werd er met Belgers, de bakenmeester van Rijkswaterstaat, op verschillende plaatsen in de Maas gedregd en gezocht naar een eventueel verdrinksgeval van broer Sjang. 

De nieuwe Limburger 08-12-1955


 

Dagblad voor Noord-Limburg 21-12-1955.

Hobbyvisser en bestuurslid van hengelsportvereniging 'de Snutters' Wim Baltissen vond Sjang in de Maas achter het huis van Bertus Sprunken Grotestraat 7, niet ver van de Molenbeek. Een getuige vertelde: "Ik heb nog geholpen om Sjang uit het water te halen. Ik weet niet wie broer en zus Vergelt op het wilde kerkhof begraven hebben, dat moet iemand van de gemeentewerkers zijn geweest". Een ander beweert te weten dat beiden wel op het RK kerkhof zijn begraven. Een definitief uitsluitsel kon niet gegeven worden.

In de overlijdensaktes van Coba en Sjang staat als extra vermelding: Als lijk gevonden in Well. Pleegden ze zelfmoord? Meerdere mensen in Well zeggen dit en ook dat hun lichamen na het vinden terstond aan de Wezerweg begraven zijn. In zijn notities van 20 november 1955 schrijft Pastoor Reiné 'Jacoba Vergeldt alhier overleden'. Er wordt niets genoteerd over een begrafenis. Broer Sjang werd zelfs nergens in het boek vermeld.

Op verzoek van de vereniging 'Liefdewerk van Onze Lieve Vrouw van Lourdes' werd in januari 1956 een stille Mis gelezen, evenals 4 april 1956. De Vitusparochie heeft geen lijst van de personen die op het R.K. kerkhof begraven zijn. De koster Frans Coppers delfde de graven in die tijd en kende alle personen uit zijn hoofd aan de hand van de kruisen. Maar veel kruisen verdwenen in de loop der jaren. Pas in de jaren 1970 werd door het kerkbestuur begonnen met namen van de graven te noteren. Mochten ze er toch begraven liggen, dan waren zus en broer Vergelt de laatsten die op het wilde kerkhof begraven werden.  

In 1983 is het Kerkelijk Wetboek aangepast en sindsdien moet iemand luidruchtig, publiekelijk en zonder berouw te tonen zondig zijn, wil die nu in aanmerking komen voor een graf in ongewijde aarde. Zelfmoordenaars bijvoorbeeld worden door de katholieke kerk nu als ontoerekeningsvatbaar beschouwd. 


 

In mei 1973 maakte Theo Laarakker deze foto. Tonny en Kobus van den Woldenberg - Lucassen woonden vlakbij. Kobus maaide er zo nu en dan het gras. 


 

Vijftig jaar later in de zomer van 2023. Achter een brede overwoekerde strook aan de weg ligt de begraafplaats. De geraamtes liggen er nog, de graven zijn nooit geruimd. Het hekwerk is verdwenen en er wordt al sinds eind jaren '80 niet meer naar omgekeken. 


Weet jij meer of heb je foto's? Laat het weten!