Zoek

Geen brood meer in eigen huis.

Waarom gingen er vanuit Noord-Limburg, en dus ook vanuit Well, aan het begin van de twintigste eeuw zoveel mensen in Duitsland werken? Veel Nederlands-Duitse huwelijken zijn er gesloten. En veel Nederlanders bleven (vlak) over de Duitse grens wonen en kregen er kinderen.  

Ook Philomena van Ophoven, die bezig was met het ontginnen van de woeste grond van het Wellsmeer, woonde pal over de Duitse grens. Waarom dat zakelijk gezien erg gunstig voor "Ontginning van Ophoven" was, maakt dit artikel uit die periode duidelijk.

Geen brood meer in eigen huis.

De woning van Philomena van Ophoven stond pal aan de Duitse grens, adres Wemberbruch. Op de in Duitsland gelegen grond liet Philomena Haus Elisenwerth bouwen, genoemd naar haar moeder. Hierbij was ook een woning voor de man die belast was met de zorg voor de paarden en er stonden een aantal grote schuren. Alleen de hooischuur (links vooraan) stond aan de Nederlandse kant. De Elisenhof was een tractaat boerderij  en daardoor kreeg men een eigen grensovergang. Hiervan mocht alleen het "Wellsmeer"personeel gebruik maken, met een aantekening in het paspoort.


 

16-11-1912 Nieuwe Venlosche Courant.

Zou men meenen, dat de arbeiders en arbeidsters zich de moeilijke reis in den vroegen ochtend en in den laten avond zouden getroosten, als er in het eigen land werk genoeg was. 
Ziet eens naar den abnormalen toestand in Venlo.
Ook daar een dagelijksche uittocht naar het vreemde land. 
Cijfers zullen dat aantoonen.
Er vertrekken met arbeidskaarten telken morgen, vóór het daglicht er is, naar Pruisen (alfabetisch opgegeven): Boirsheim 9, Breyel 80, Duiken 70, onder welke 18 meisjes, Mülheim Oedt 3, München-Gladbach 40, onder welke 11 meisjes, Rheinberg 7, Rheijdt 6, Straelen 17, terwijl er nog 62 afzonderlijke kaarten uitgegeven worden voor afzonderlijke bestemmingen.
De mannelijke arbeiders zijn ongeveer voor het halve getal gehuwden, de vrouwelijke ongehuwd.
Bij dat verblijf in den vreemde blijft er veel van het weekgeld hangen en waar de drank in het spel komt, ondervindt het huisgezin de nadeelen. Geen reiziger zal bij voorkeur het reisgezelschap van die jeugdige personen nemen, want de vreemde invloed heeft velen een te losse tong bij weinig ondervinding bezorgd.
Ook meer naar 't Zuiden bestaan abnormale toestanden. In alle vroegte loopen van Maastricht naar Aken arbeiderstreinen waarmede tal van jeugdige arbeiders zich naar Aken begeven — wij spreken niet van de mijnen, die hier eenige uitkomst brachten — om daar den langen dag te gaan werken.
Men vrage eens na, hoe groot het getal der vertrekkenden is en men zal verbaasd staan. 
Trouwens — en dit geldt voor geheel Nederland, ook voor 't Noorden — de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen laat geen bijzondere treinen loopen, als het aantal reizigers niet groot is, dat begrijpt een ieder.
Ook gaan nog honderden arbeiders uit de dorpen te voet en per fiets naar Aken.
De Noordbrabantsch Duitsche Spoorweg, de bekende lijn, die van Boxtel via Goch naar Wesel loopt, vervoert in de ochtendtreinen vele arbeiders die in de margarinefabrieken, op de oliemolens en op de pluchefabrieken in en bij Goch werken. Langs de groote wegen naar Pruisen ziet men bij het krieken van den dag lange rijen fietsers, de eetketeltjes bij zich, die zich in ijlende vaart naar het Duitsche werk begeven, om in het donker terug te keeren. Zij moeten het zwaar halen.
In sommige fabrieken heeft men eene dag- en nachtploeg, wat nog moeilijker is voor de veraf wonenden.
Al dat reizen en trekken ware onnoodig, als er op Hollandsch gebied genoegzaam werk was. Het verschil is te groot, te opvalland.
 Daar volop werk, hier niets. Ook in andere vakken.
 
Een prachtig, teekenend feit, hoe de vrijhandeltheorie de gekste toestanden schept, mag niet vergeten worden.
Toen in het begin der vorige eeuw voor het Koninkrijk Nederland grenzen bepaald werden aan de oostzijde, kreeg Pruisen den hoogen heuvelrug langs de grens en liet aan Nederland in Limburg de lage moerassen en de groote onvruchtbare heidevelden.
Driekwart eeuw lagen ze daar in het bezit der gemeenten, grauw, stil, waardeloos, alleen bezocht door jagers en bezembinders. De rietvink, de grutto, de eend broedden er in ongestoorde rust.
Maar knappe koppen op 't gebied van ontginningen hadden bevonden, dat ontwatering en kunstmest wonderen konden doen in die lage landen.
De gemeentebesturen, dikwijls noodlijdend door de groote uitgaven voor onderwijs en andere noodige zaken, zagen de ontginners gaarne komen en verpachtten in het eerst deze oppervlakten aan 3 tot 5 gulden per hectare. Maar spoedig begrepen zij ook, dat ze meer konden gelden en aldus is het geschied, dat gemeenten als Ottersum,Bergen en Echt hunne gronden weldra aan hooger pachtprijzen konden verhuren onder beding echter van een langdurigen termijn van dertig tot vijftig jaar. De pachters en de pachtvoorwaarden blijven dus gedurende een halve eeuw dezelfde. Deze ontginningen konden een zegen voor de streek zijn, want er kwam werk en dus brood, terwijl de inkomsten van den nieuw ontgonnen bodem de welvaart van de Nederlandsche omgeving zouden doen toenemen en stijgen? 
Mis geraden! 
Alle ontginningen, bijna zonder uitzondering, zijn in handen van buitenlanders, van Pruisen en de enkele Hollander, die ontgint, moet zorgen, dat bij zijn hoofdbedrijf en gebouwen op Pruisisch gebied heeft staan, wil hij verdienen en vooruitgaan.
Dat is natuurlijk een sterk stuk, waar Nederlandsche bodem en Nederlandsche landbouwproducten in 't spel zijn, maar men luistere.
Bij Ottersum, altijd op Nederlandsch gebied, liggen twee groote ontginningen, ééne aan de Milsbeek, van 100 h.a., ééne aan 't Ven van 200 h.a., samen 300 h.a. Exploitant is de heer Jaeger, wiens huis of villa men aan de overzijde der grens aan de Hekkens kan zien staan en die Pruisisch onderdaan is. Een gedeelte wordt bewerkt door Hollandsche arbeiders, een gedeelte door Poolsche arbeiders, die men van verre gehaald heeft en die goedkoop kunnen werken. Onder Siebengewald aan de Belt heeft Beaupoil uit Hassum (Pr.) een aantal hectaren ontgonnen.
Maar aan de groote Horst, het Eckveld, liggen zeer groote uitgestrektheden, honderdvijftig hectaren en meer, die door Nagelschmitz te Goch, Pruisisch onderdaan, bebouwd worden. 
Zelfs liet de Nederlandsche maatschappij Ceres, die notabene de gronden, een honderd hectaren, ad 2 gulden per h.a. gepacht had, hare gronden over aan Nagelschmitz te Goch, het beter achtende een goed procent te maken, dan onder druk te moeten arbeiden.
De lijst is nog lang niet vol. Van  Ophoven, een meester in 't ontginnen, met 400 hectaren, verlegde zijn hoofd-bedrijf op Pruisisch gebied op Elisenwerth bij Weeze aan de grens.
Verder exploiteeren nog meer zuidelijk groote complexen de Pruisische onderdanen Buff in 't Wellsch Mehr, Gerber aan de Looi, Mauritz aan den Hamert, Dr.Wolters en Hünte eveneens met 200 hectaren aan den Hamert. Totaal onder de gemeente Bergen alleen een kleine vijftienhonderd hectaren.
Hoe komt dat?
Dat komt, omdat de Pruisische Staat der Pruisen landbouwbedrijf steunt en helpt, ook in het buitenland.
De Nederlander moet bij overgang bij naar Pruisen van zijn producten, koren, haver enz. 5 mark per 100 kilo betalen.
De in Nederland landbouwende Pruis mag met zijn producten vrij inkomen, alleen op een bewijs van den burgemeester der Nederlandsche gemeente, dat hij zooveel en zooveej gronden gepacht heeft.
Een Nederlander, die pacht, zoekt er in Pruisen aan gene zij der grens nog zooveel bij, plaatst er zijn schuren enz. en hij mag meedeelen van de opbrengst van den Nederlandschen grond.
Zoo doet een inwoner van Well, die 140 hectaren gepacht heeft van de gemeente Bergen, evenzoo en kan het houden. Hij vindt in Pruisen een beter afzetgebied dan in eigen land.
Het gevolg is, dat de buitenlanders de dubbele pachtsommen kunnen bieden tegen ons Nederlanders. De schuld ligt hier uitsluitend en alleen aan het Nederlandsche vrijhandel systeem, dat de zaken op den duur op hun kop terecht doet komen.
En bij een dergeljjken toestand gaat het Hoofdbestuur der drie vrijzinnige partijen in zijn manifest nog zeggen: verandering in onze vrijhandelspolitiek moet worden afgewezen.
Is dat nu de rechte weg? 't Lijkt er niet naar.