Zoek

Wederopbouw woningen

Ondanks dat Well zo erg gebombardeerd is, kun je na het herstel toch nog altijd zien dat het van oudsher een belangrijke betekenis heeft. 

De woning van de fam. Robijns, in de volksmond 't kerkehuus' genaamd. Nu Grotestraat 7a. Dit pand was totaal verwoest en is afgebroken. Thei en Anna Derks-van de Ven lieten er later een bungalow bouwen.


Voor het herstel en bouwgebeuren was het Ministerie voor Wederopbouw en Huisvesting opgericht.

Direct na de oorlog heeft de gemeente een schadelijst opgesteld, er werden drie categoriën gehandhaaft: 

1 Vernietigd / afbraak

2 Zwaar beschadigd / herstelbaar

3 Weinig beschadigd / dakpannen , ruiten en een enkel granaatgat.

Beschadigde huizen:

In de dorpskern waren dat er 97, (totaal in Well 299) en was ca.1 op de 5 huizen vernietigd (21 huizen in kern - totaal in Well 36), de helft zwaar beschadigd (50 huizen in kern - totaal in Well 99) en de rest had kapotte dakpannen, ramen en andere beschadigingen (26 huizen in kern -  totaal in Well 164).


 

De gemeente kreeg van het Rijk toestemming om verwoeste percelen die men zelf niet opruimde te onteigenen. De eigenaren kregen een herbouwplicht. Sommige mensen namen deze herbouwplicht over en bouwden op het gekochtte perceel een nieuwe woning.

Het puin van de Grotestraat werd met karren afgevoerd en veel gebruikt om wegen te verharden en kuilen in wegen te dichten. Mijnwerkers uit Zuid Limburg offerden hun vrije weekend op om hier te komen puin ruimen. Nog jaren na de oorlog hebben we in Well 'hobbelwegen'gehad door de steenbrokken die er lagen.

De woning van de familie Vrede-Stevens tegenover de kerk was reddeloos verloren en werd gesloopt. Winkelier - koster Frans Coppers kocht dit perceel op de hoek van de Hoenderstraat / Grotestraat.


 

De Grotestraat met rechts en links een dijk van opgehoopt puin. De Engelsen hadden zich zo een weg door de straat gebaand.

Links staan opgestapelde, afgebikte stenen, hier woonden Helm en Anna Zegers -Drissen, huidig adres Grotestraat 82. Ze hadden tevens een winkel, hun pand was totaal vernield. Anna stierf in 1944 en weduwnaar Helm woonde na de oorlog bij zijn broer Frans in het Wolfsven.  Rechts, op de plek van de tuin van de kapotgeschoten marechausseekazerne, zou het latere dorpsplein komen.


 Vaak was het voor de eigenaar moeilijk om te beslissen of het huis al dan niet afgebroken moest worden en van de grond af aan opnieuw opgebouwd moest worden. Zo stond de bakkerswoning van Karel Janssen op de lijst om afgebroken te worden, maar hij wilde dat niet. Later had hij er toch spijt van.

Sjang Simons uit de Grotestraat vervoert afgekapte stenen van het huis van buurman Helm Zegers. Hiermee kan hij zijn woning herstellen.


Op 1 juni 1945 gingen acht aannemers, metselaars en timmerlieden uit Well en Wellerlooi samenwerken en richten het vennoodschap A.C.W. - Aannemers Combinatie Well op. Deze firma nam ontzettend veel werk aan en de organisatie groeide in topjaren uit tot 150 man personeel. Een werkweek bestond uit 52 uren, op zaterdag werkte men ook en de bouwvakker verdiende vijftig cent per uur. Stenen en cement werden handmatig naar boven gebracht, dakpannen werden trapsgewijs naar boven gegooid. Specie werd met de schop onder elkaar gezet. Van heinde en verre kwamen meer dan honderd bouwvakkers naar Well, zoals uit de regio Hemond, Deurne en Oss. Ook mannen uit Amsterdam, Den Haag en de Achterhoek gingen bij de A.C.W. werken. Deze bouwvakkers zijn ca.vier jaar in Well bezig geweest. Ze sliepen in houten keten of waren bij burgers in de kost. De aannemers droegen zelf zorg voor het onderbrengen van hun werkkrachten, door inkwartiering, door onderbrenging in allerlei soorten gebouwen, die daar meer of minder of helemaal niet geschikt voor waren. Inkwartiering, waar toch al veel te weinig woonruimte was, waar de mensen naast en onder en boven elkaar hokten, om maar in eigen dorp te kunnen leven. Frans van Vegchel woonde met zijn vrouw Door Lemmen en twee kleine kinderen in een kippenhok bij aannemer Thei Klabbers. Later zijn ze naar Australië vertrokken. Op het latere Ambonezen kamp huisden de vrijgezellen in de barakken. Op maandag zaten er wel eens bouwvakkers met een kater in de wachtkamer bij dr. Smals op de Molenberg, maar de dokter trapte daar niet in en stuurde ze weg om gaan te werken. Er was in het begin een groot tekort aan materiaal voor de wederopbouw. Een van de eerste klussen was het afkappen van nog bruikbare stenen. Waren ze niet helemaal schoon, dan gebruikte men ze voor de binnenmuren.

 

Uit de krant van 07-12-1945. 

Zijn er 1 of meer van deze barakken geplaatst op het latere Ambonezenkamp? Het waren z.g. Sennhütten. Ze werden er voor de arbeiders in de wederopbouw rond 1946 -'47 neer gezet.

Weet jij meer over deze barakken en de arbeiders? Laat het weten.


 

Uit de krant van 15-07-1947.


 

Uit de krant van 25-08-1947.


 

De vennoten van de A.C.W. in 1945.


 

De familie Hannes Laarakker-Janssen kreeg vanaf 1 januari 1946 onderdak in het kasteel. Hun woongedeelte was z.g. noodhersteld, maar de overige ruimtes op het kasteel waren lek en kapot. Reden waarom er niet meteen meer gezinnen in het kasteel konden worden ondergebracht. De familie Harry en Wies Roncken-Brueren kregen ook onderdak in het kasteel, meester Roncken kon in het kasteel de Landbouwschool onder brengen. Karel en Grada Thissen-Klabbers met 2 dochtertjes woonden er ook.

Het kasteel was geconfisqueerd. en daardoor staatseigendom geworden. Koepels van het dak waren kapot, maar dankzij burgemeester Douven was het niet helemaal door de Engelsen kapot geschoten. Sloopwerkzaamheden en het waterdicht maken is door de Aannemers Combinatie Well uitgevooerd. Daarna heeft Peeters uit Swolgen een aantal zaken gerepareerd, maar het groot herstel werd door aannemer Linskens uit Blitterswijck uitgevoerd.

Advertentie in september 1947.


 

De woning (nu Grotestraat 46) van de familie van Sas-Drissen en het tegenover gelegen café "Veerhuis" konden hersteld worden. Het naast gelegen pand (rechts) van fam. Kwanten werd afgebroken.


 

De panden en landerijen van het Wellsmeer, ca. 350 ha., zijn in de oorlog ook flink beschadigd. Alle schuren, de villa met kantoor (foto) en de arbeiderswoningen hadden enorme schade. Ook levende have, ossen-paarden-koeien-varkens enz. waren weg. Verder nog o.a. de tractoren, vrachtwagen, smederij gereedschap, de bestrijdingsmiddelen, brandstof, en alle akkerbouwproducten waren verwoest. Teveel om op te noemen. Het herstelwerk van de gebouwen gebeurde door de A.C.W., schilder Harrie Kwanten en loodgieter Sraar Stevens, allen uit Well.

In dat gebied zijn ontzettend veel granaten gevallen omdat de Engelsen het vermoeden hadden dat er Duitsers in de loodsen werkten en woonden. Op het land moesten de mijnen, de boobytraps, de graanaatscherven en de niet ontplofte granaten worden opgeruimd. Hierbij kwam Grad Eickmans uit het Elsteren om. Nog tot 1995 werden alle uitgeploegde explosieven vergaard en door de Explosievendienst opgehaald. Op de "Mienenbèrg" in de Reinderslooi te Well werden ze tot ontploffing gebracht.


 

Gezin Bèr en Marie Janssen - Fleuren in 't Leuken. Geen bescherming tegen regen en wind, maar men was weer thuis.... In 1948 werd er nieuw gebouwd. Tot die tijd heeft het gezin met 6 kinderen in de kippenstal moeten wonen. Zij hoorden bij de 450 crepeer gevallen in Limburg met de wederopbouw, die veel te traag werkte. 


 

De kerk en de kapelanie aan de Maas werden ook afgebroken. Als herinnering aan de Kerk liet pastoor Reiné in 1954 op de plek van de kapelanie een Sint Vituskapel bouwen.


 

Links de woning van brouwerfamilie Koppers, die enkele meters naar achter is herbouwd.

Rechts de woning van dokter Gerard van Bracht in de Grotestraat, waar enkele jaren later de familie Theo en Magda Simons-Vis ging wonen. Zij hebben een gedeelte van de woning weer onderverhuurd aan (kapper) Huub & Fien Smits-Hesen en later nog aan Truus & Herman Vissers-Hendrix en aan Ger & Truus Hebben-Verblackt.


 

Naast de zwaar gehavende pastorie in de Hoenderstraat werd een nieuwe kapelanie gebouwd in de huidige Pastoorstraat. 

Een stukje verderop werden in de Hoenderstraat drie nieuwe woningen gebouwd, waar de familie Nol Reiniers, Grad Kessels en de Rayoncommandant van de Rijkspolitie gingen wonen. ( o.a. fam. Keijers - Kurvers en Peeters) Deze woningen kwamen pas eind 1947 - '48 klaar en werden toegewezen, het was de burgemeester zelf die zich daar uitdrukkelijk mee bemoeide.


 

De woning van Kris en Anneke van Pinxteren-Lomme werd opgeknapt, maar in 1973 alsnog afgebroken. Er werden op het perceel twee woningen gebouwd door Jan en Rein van Pinxteren.


 

Anneke van Pinxteren-Lomme.


 

De woning van Sjang en Miet Krebbers-Drissen hoorde bij categorie twee: zwaar beschadigd maar herstelbaar.

Later woonde hier fam. Tinus Stevens-Simons.


 

De woning van de kinderen van meester Arts werd aan een kant opgelapt en heeft gedeeltelijk ook onderdak geboden aan andere families, o.a. van Nöl Reiniers-Tebartz en Bertus Sprunken-Lemmen. Hier bouwden later de gebroeders Herman en Gert Groenen een "twee onder een kap" woning.


Noodwoningen.

Er heerste grote woningnood. Wie plaats over had verhuurde de ruimte om dorpsgenoten met hun gezinnen voorlopig onderdak te bieden. Mensen woonden in kippenhokken, schuren of in noodwoningen die de gemeente liet plaatsen. Die waren meestal van hout, maar op de hoek Bosserheid / Rijksweg stond een dubbele noodwoning van betonplaten, waarin het erg vochtig en koud was voor de fam. Richard Degen en Piet Verdellen. Ook in de Bosserheide stond een wat aangepaste nishut met golfplaten en de fam.Baltissen-Streutjes had een houten woning.

De geconfisceerde Kapokfabriek werd gedeeltelijk een noodwoning voor de fam. Jacob Krebbers en fam. Bèr Dolders. Het eierhuisje aan de Rijksweg werd aangepast voor politieagent Martens en zijn familie, net als in de buurt van de Lammerskamp waar Harrie Hendriks en echtgenote Tiny Grimbergen in een kleine houten woning huisden. Ook voor de families Sjang Roeffen en Toon Jacobs ( beiden Wezerweg), Hannes Luijpers en Man Zegers ( beiden Vossenheuvel / Smelen) werden noodwoningen gebouwd. In de Sterrenbos hebben jarenlang dubbele gemetselde noodwoningen gestaan.

Uit de krant van 03-08-1946.


 

Bij Thomas Vink aan de Kasteellaan kant stonden twee  houten  woningen, waar menigeen in gewoond heeft of zelfs in geboren is. Het waren een z.g. Brynzeel -  en een Zweeds Domsjö model.


 

Chrisje en Ger Wijers woonden met hun ouders Chris en Carolien nabij Vink in een noodwoning. Chrisje werd er geboren.


 

Noodwoning op Grotestraat 66 van gezin Piet en Nel Sijberts-Strutjes.


 

In het voorjaar van 1949 was de woning van Jan en Marie Reiniers-Poels klaar. Zij hadden de herbouwplicht overgenomen van Grad en Mina Clabbers. Links ernaast gingen Louis en Tonny Koppes in 1953 bouwen. 


 

Grotestraat in 1952.

Links spelen de kinderen van de fam. Wolbertus - Drissen die op het huidige nummer 62 woonden en er een café hadden naast zaal - café Walaria.

Rechts is de woning van Hannes Derks-Jans afgebroken en in 1953 bouwde dochter Dien, de kapster een nieuwe huis, waarin ook het gezin van haar broer Harrie en Dina Derks-Hebben ging wonen.


 

Moeder Cor met zoon Pierre Verzijl. Het huis is niet afgebroken.

De verbouwde woning van de familie Verzijl op Nicolaasstraat 12.


Bruggen: Ook moesten er drie bruggen hersteld worden van de Wellse Molenbeek. Aan de Weezerweg, de Ossenkamp en in de Grotestraat nabij het zustersklooster. Het was een dure aangelegenheid. De herstelkosten in de Grotestraat alleen al bedroeg  ƒ19.000, -  voor die tijd dus veel geld.

Kerkaangelegenheden: De Noodkerk was even in zaal Walaria, daarna in de school en in de Tiendschuur. Al het kerkmeubilair moest hersteld worden, ook de pastorie, een nieuwe kapelanie en de jongensschool (eigendom van de kerk). In februari 1948 krijgt de kerk een rijksbijdrage van ƒ26.000,- voor oorlogsschade van de inventaris, terwijl er ƒ110.000,- beraamd was.

Pastoor Reiné heeft in 1945 met zijn (nieuwe) pony en kar de brokstukken van het altaar naar zijn huis gehaald en tot 1957 bewaard. Toen gingen ze naar het Bonnefanten Museum in Maastricht voor restauratie.Hiermee kreeg de nieuwe kerk in 1958 een pronkstuk terug.

Volkstelling: Eind mei 1947 is er een volkstelling gehouden. Deze was al een aantal jaren uitgesteld vanwege de oorlog. In Well wonen dan 842 mannen en 801 vrouwen. Daar komen nog eens 23 mannen en 62 vrouwen van het Klooster en bejaardenhuis bij.


In 1951-52 liet Toon Derks - Vos een "twee onder een kap" huis bouwen.

Er naast hadden Thei en Anna Derks van de Ven hun huis af laten breken en al een nieuwe winkel / woonhuis laten bouwen. De ruïne van de oude kerk heeft er nog tot 1958 gestaan.

De gevel van het oude huis was blijven staan en dat was dan ook het enige wat er van het prachtige pand over was. De kapot geschoten woning diende oorspronkelijk als statig woonhuis van de Pruisische tolontvanger.


 

Voordat Piet Broekmans en Maria Koppes in juni 1951 gingen trouwen werd een nieuw huis gebouwd aan de Kasteellaan. De grond kochtten ze van Thom Vink en het huis moest van de overheid in boerderijstijl gebouwd worden. Dat kwam omdat Piet de herbouwplicht van zijn ouderlijk huis in het Knikkerdorp had overgenomen. Dat pand was een boerderij en totaal verwoest.


 

In 1953 werd er een huis gebouwd voor Louis en Tonny Koppes-Janssen in de Grotestraat 82. Hier is het bijna klaar.

Louis Koppes kocht de bouwplaats van Wiel van den Hoef. Deze had wederom de herbouwplicht overgenomen van Helm Zegers, wiens pand verwoest was in WOII. Nadat bekend werd dat de nieuw te bouwen St. Vituskerk niet aan het kermisplein, maar in de Hoenderstraat kwam, zag Wiel af van bouwen op die plek in de Grotestraat en vestigde zich in de Hoenderstraat. Immers op zondag, na de hoogmis, zo dicht bij de kerk was het goed zaken doen.